dinsdag 29 mei 2007

Bart is slecht veur "A"

Het was even (ver)slikken vanavond toen ik het journaal zag op Canvas: Bart Somers stelde samen met negen van zijn lijstgenoten in Antwerpen de campagne "10 voor A" voor. Op zich niet zo'n prestatie, want eigenlijk een flauw afkooksel van de campagne "'t Stad is van A", een marketingcampagne uit 2006 voor zogezegd heel Antwerpen, maar waar het rood van afdroop. Dat de liberalen in Antwerpen geen straffere campagne kunnen bedenken qua vormgeving is hun probleem, maar wat mij bijzonder stoorde is het feit dat Bartje onomwonden durfde stellen dat Antwerpen de grootste stad is van Vlaanderen.

Dat is een pertinente leugen! BRUSSEL is de grootste stad van Vlaanderen. De VLD, die eerder in een gemeenschappelijke persconferentie met de MR al zoete broodjes bakte, geeft hier mee duidelijk aan dat zij Brussel wil laten schieten als Vlaamse stad, en zelfs als Vlaamse hoofdstad. Dat dit uit pure kansberekening is, lijdt geen twijfel: VLD hoopt na de perikelen met de Parti Scandale dat de MR sterk komt te staan in Wallonië, en dat Guy Verhofstadt als peetvader van de grootste politieke formatie in het land aldus zijn derde termijn zou kunnen doen. Als daarvoor enige Vlaamse laksheid nodig is inzake de communautaire dossiers, dan is dat snel geregeld.

Maar het blijft niet bij het symbolisch verzaken aan Brussel als Vlaamse hoofdstad, op de site www.10voora.be wordt effectief gepleit voor het overbrengen van enkele administraties (zoals die van Economische Zaken) naar de havenstad en het promoten van Antwerpen als zetel voor internationale of Europese instellingen. Je reinste capitulatie. Wist u bijvoorbeeld ook dat de VRT dit jaar de 11 juli-viering niet meer in Brussel organiseert, maar in ... Antwerpen? De tonen van de Vlaamse Leeuw passen blijkbaar niet goed meer bij het Broodhuis op de Grote Markt.

"Vlamingen, laat Brussel niet los": een Vlaanderen zonder Brussel, hoe verfranst ook, is Vlaanderen niet.

HLRF!

Smithson

Powered by ScribeFire.

zondag 27 mei 2007

"Met alle respect ..."

“Met alle respect, dat is nonsens.”, verklaarde Luc Van Der Kelen in zijn opiniestuk in het Laatste Nieuws van maandag 21 mei 2007. Hij had het over de uitspraak van Bart De Wever op het N-VA-verkiezingscongres die stelde dat België niet werkt. België werkt wel, vindt Van Der Kelen, en die stuurse nationalisten moeten nu maar eens ophouden met klagen: België behoort tot de top vijf of minstens top tien op economisch vlak en binnen België is Vlaanderen dan nog rijker dan dit Belgisch gemiddelde.

Hangt ervan af hoe je het bekijkt natuurlijk. België werkt inderdaad, maar slechts op voorwaarde dat Vlaanderen telkens weer toegeeft. België bestaat enkel nog doordat men erin geslaagd is de Vlamingen die in de meerderheid zijn, constitutioneel monddood te maken. In dit land leven een goeie zes miljoen Vlamingen en een goeie drie miljoen Walen, maar in feite maakt dat niet veel meer uit: door de staatsmisvorming van ’77 is de federale regering paritair samengesteld, wat het representativiteitsbeginsel, een van de hoekstenen van de democratie, al meteen onderuithaalt. België werkt dus inderdaad, maar enkel omdat de meerderheid van haar bevolking niet anders kan dan stilzwijgend toezien hoe een minderheid evenveel, zo niet meer macht heeft dan haar zelf.

Luk Van Der Kelen heeft dus inderdaad gelijk als hij zegt dat België economisch en sociaal aan de top staat. Het is inderdaad juist dat de levensstandaard in België hoog is en dat onze export groeit. Maar welk aandeel daarvan is te danken aan Vlaanderen? En hoeveel zeggingschap krijgt Vlaanderen in ruil voor de economische meerwaarde die zij creeërt, en waar heel België van meegeniet? In Boston hadden de Amerikaanse revolutionairen in 1773 daar een antwoord op: “No taxation without representation”

Misschien is het tijd voor een nieuwe “Tea Party”.

HLRF!

Smithson.

Powered by ScribeFire.

donderdag 10 mei 2007

The flemish dream?

Telkens als ik in contact kom met mensen uit de Vlaamse Beweging (militanten, publicisten, maar ook “zelfstandige denkers” die zich aan geen enkele partij of politieke beweging willen binden) valt het mij op hoe sterk deze mensen nog bezig zijn met het verleden: een onverwerkt collaboratieverleden, maar ook het succes van ’68 (Leuven Vlaams), het nefaste Egmontpact en de rol van de VU daarin. Dat heeft waarschijnlijk te maken met hun leeftijd. Met mijn 25 jaar loop ik er op recepties na debatten vaak rond in een verouderd Vlaamsgezind gezelschap. (Er zijn ook geen mooie vrouwen zoals op linkse debatten, dus esthetisch heeft de Vlaamse zaak nog werk aan de winkel, maar dat doet hier eigenlijk niet ter zake).

Wat ik mis in heel die Vlaamse Beweging (lees niet “heel die”, maar “in het grootste stuk van”, alleen klinkt “heel die” een beetje volkser en wervender) is wat ik zou willen omschrijven als “droomkracht.” In plaats van een inspirerend toekomstbeeld te creëeren waar de Vlaamse natie in zou kunnen gaan geloven (zoals “The American Dream”, maar dan liefst wat minder liberaal) vervalt de Vlaamse Beweging in versnippering. Het lijkt wel of de Vlaamse Beweging niet meer weet van welk hout pijlen maken. Er zijn diegenen die denken dat de Vlaamse ontvoogding voltooid is door de omvorming van België tot een federale staat, diegenen die vinden dat de federale staat nog niet federaal genoeg is, en een derde groep die vindt dat het hele Belgische model, zelfs al zou het beter uitgewerkt worden, per definitie zou moeten leiden tot de onafhankelijkheid, aangezien het model net op onrechtvaardigheid gestoeld is.

Wie ook gelijk heeft, mij lijkt het interessanter om een toekomstbeeld te projecteren waar men over kan debatteren, eerder dan de geschiedschrijving van het verleden netjes onder elkaar te verdelen en dus in feite achterhoedegevechten te leveren over wie nu verantwoordelijk is voor de huidige politieke toestand. Wat we nodig hebben is een inspirerend idee voor Vlaanderen, die elke Vlaming, arbeider of ondernemer, aan het denken zet. Alleen is de moeilijkheid daarbij dat men vaak vervalt in een ideologische discussie van uitersten: ofwel wordt het nieuwe Vlaanderen een sociale republiek, ofwel een neo-liberale boel. En voor je het weet is de Vlaamse Beweging weer verdeeld in verschillende kampen en zijn we nog geen stap dichter bij staatsvorming.

Is er een discours dat aan deze verdeeldheid kan ontsnappen? Dat de verschillende vleugels binnen de Vlaamse Beweging kan verenigen tot hetzelfde doel? Ik denk van wel en we moeten het niet eens zo ver zoeken: de Vlaamse zaak is een democratische queeste. Laat ons niet debatteren over de te volgen sociaal-economische politiek, maar over staatskunde. Welke instellingen willen we voor ons nieuwe land? Een presidentiële republiek? Gewoon een premier zoals nu? Willen we nog een Senaat? Wat met directe democratie? Schrijven we die in de grondwet? Welke praktijken zien we in de Belgische politiek waar we komaf mee willen maken? De cumul van mandaten? Het instellen van kiesdrempels? Wat met de secessie-idee in zijn volle consequentie? Is het mogelijk dat Vlaanderen een federale republiek wordt?

Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat de Vlaamse Beweging, die tenslotte het middenveld vormt van de Vlaams-nationaal- idependentistische partijen zich moet beperken tot dit staatskundig discours en verder geen probleem moet zien in de inspiraties van waaruit elke groepering meebouwt aan de Vlaamse natie. Laat ons er van uit gaan dat na de onafhankelijkheid in een staatskundig stevig verankerde democratie (een grondwet met weinig ruimte voor ondemocratische praktijken dus) de democratie ten volle kan spelen om de sociaal-economische vraagstukken op te lossen. Die discussies kunnen dus gevoerd worden eens de onafhankelijkheid er is. Laten we een voorbeeld nemen aan de deelstaatregering van Catalonië: daar zit vanalles in de regering: links en rechts werken daar samen omdat ze één wens gemeenschappelijk hebben: alles voor Catalonië!

HLRF!

Smithson

Powered by ScribeFire.

zaterdag 5 mei 2007

Handleiding voor een cafégesprek omtrent B-H-V

Brussel Halle Vilvoorde. Als je er tegen iemand op café over begint, zucht men al voor je een woord gezegd hebt. Symbooldossier voor de enen, onbegrijpelijke drukdoenerij voor de anderen. “Zijn dat nu problemen waar de mensen van wakker liggen?” is dan ook de meest gekende dooddoener. De Vlaamsgezinde die aan zijn drinkebroers moet uitleggen hoe de vork in de steel zit, heeft het veel moeilijker om aan te tonen wat het belang ervan is in vergelijking met een socialist omtrent de noodzaak van het generatiepact ter betaalbaarheid van de pensioenen, of een groene jongen omtrent de noodzaak van Kyoto ter bescherming van ons klimaat. De twee laatste raken de burger veel ingrijpender (en ook in de portemonnee) dan de kwestie van een niet-gesplitste provinciale kieskring. De Vlaamsgezinde heeft het dus niet gemakkelijk, vooral niet omdat zijn onderwerp eerder aan de saaie kant is: mensen komen er niet elke dag mee in contact.

Al te vaak maakt de Vlaamsgezinde in zo’n discussies dan ook de fout te beginnen met een groot staatskundig vertoog waar na een halve minuut de meeste mensen van in slaap vallen wegens te gecompliceerd, te juridisch-technisch of een te-ver-van-mijn-bed gevoel. De truc hierbij is – en zo zouden politieke discussies altijd moeten gevoerd worden - te vertrekken van de tastbare werkelijkheid. Voor men dus over arresten van het Arbitragehof begint, of allerlei beschuldigingen naar de Walen zwiert, is het veel effectiever de interesse van de gesprekspartner te wekken met een concrete denkoefening. Ik stel spontaan altijd de volgende drie vragen:

Eerste vraag: “Jij woont in Vlaanderen. Kan jij stemmen voor een politicus uit Wallonië?” Het antwoord is évidamment “Nee”. Vraag 2: “Máár. Zijn er Waalse ministers die over jou regeren?” Na enig denkwerk zal die persoon vinden dat mevrouw Onckelinx en meneer Demotte beslissen over de justitie en de sociale zekerheid die elke Vlaming aanbelangt. Je ziet je gesprekspartner de wenkbrauwen al fronsen. Derde en moeilijkste vraag (die kondig je overigens ook zo aan): “Is het democratisch dat jij geregeerd wordt door iemand waar je nooit voor of tegen hebt kunnen stemmen?”

Nu wordt het pas interessant. De persoon die aanvankelijk helemaal niet geïnteresseerd leek, zit er een beetje verbijsterd bij. Dit is de conclusie die je er nog aan toevoegt: “Wel: daarover gaat Brussel Halle Vilvoorde.” Wat dus oorspronkelijk een ontoegankelijk onderwerp leek, wordt nu heel tastbaar: in Brussel Halle Vilvoorde kan men wél voor Franstalige politici stemmen, terwijl de Vlamingen dat in Wallonië niet kunnen. Dat is fundamenteel ondemocratisch.

Nu de denkopening gemaakt is, is het bijzonder onverstandig deze terug dicht te gooien met dat staatskundig vertoog waar wij als Vlaamsgezinden zo graag mee van wal steken. Indien we het geduld kunnen opbrengen om daar nog even mee te wachten, is de kans veel groter dat de toehoorders ook werkelijk begrijpen waar het om gaat. In deze tweede fase van het gesprek is het dan ook vooral belangrijk te luisteren naar de vragen van de toehoorders. Het is best mogelijk dat een van hen het helemaal geen probleem vindt dat hij geregeerd wordt door iemand die hij niet verkozen heeft of dat iemand bijkomende vragen stelt over de situatie in Vlaams-Brabant. De kunst hier is om even concreet te blijven als in de eerste fase door sprekende visuele beelden te blijven gebruiken: “Een Waal die in Vlaanderen is komen wonen, kan op 25 km ten zuiden van Antwerpen nog steeds voor Onckelinckx stemmen, terwijl wij Vlamingen hetzelfde in Wallonië niet kunnen” Vindt men genoeg van die sprekende voorbeelden, dan kunnen de andere tooghangers samen met jou niet anders dan besluiten dat de toestand ondemocratisch is.

Eens dat bereikt komt het grote werk, de derde en laatste fase van de dialoog: het uitleggen van de juridische toestand op een begrijpelijke en wervende manier. Hier stelt men opnieuw best een duidelijke vraag: “Kun jij als West-Vlaming (andere provincie zelf in te vullen) stemmen voor een kandidaat voor de federale kamer uit Antwerpen (idem)?”. De meeste mensen zullen dit niet weten, het volstaat uit te leggen dat sinds de kieswethervorming van 2003 de kring van kandidaten waaruit men kan kiezen samenvalt met de provinciegrenzen. Dat wil zeggen dat voor de federale Kamer Limburgers Limburgers verkiezen en Anwerpenaren Antwerpenaren.

Het enige probleem dat zich stelt ligt in Vlaams-Brabant. Als de kieswethervorming van 2003 bepaalt dat de kringen waarbinnen kandidaten verkozen kunnen worden samen moeten vallen met de provinciale grenzen, dan zou dit voor de provincie Vlaams-Brabant betekenen dat haar kieskring stopt aan de buitengrens met Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg in het noorden en met Henegouwen, Waals-Brabant en Luik in het zuiden. Maar daarmee is de kous niet af: de provincie Vlaams-Brabant verkeert in het uitzonderlijke geval dat zij ook een binnengrens heeft: die met het Hoofdstedelijk Gewest Brussel. De provinciegrens stopt dus ook daar, wat logischerwijze zou betekenen dat ook de kieskring daar stopt. Dit zou ook volledig in lijn zijn met de keuzes die in het verleden gemaakt zijn om van Brussel een apart gewest te maken. Dit werd gedaan om de bescherming van de tweetaligheid van Brussel te waarborgen tegenover de eentaligheid in de twee andere landsdelen. Logisch gevolg daarvan is dan ook dat alles waar taal mee gemoeid is, zoals ook het verkiezen van vertegenwoordigers voor de taalgroepen van dit land, gesplitst wordt.

De realiteit is echter anders: het kiesarrondissement Halle-Vilvoorde dat in Vlaanderen ligt (eentalig Nederlandstalig gebied) en Brussel (tweetalig taalgebied) zijn nog steeds één en dezelfde kieskring, waardoor het niet anders kan dan dat één van de twee taalgebieden onrecht aangedaan wordt. Het onrecht valt ten laste van Vlaanderen, want tot diep in het Vlaamse grondgebied (tot vlakbij Mechelen) kunnen Franstaligen nog steeds op Franstalige politici stemmen, terwijl al in de eerste staatshervorming Vlaanderen als eentalig Nederlandstalig taalgebied erkend heeft. De Brusselaars hebben geen last van een niet-splitsing, zij waren
sowieso al tweetalig.

Wat moet nu de conclusie zijn van dit gesprek? In ieder geval niet de oplossing die je als Vlaamsgezinde na zo’n grote uitleg van je collega-stamgasten met volle overtuiging zou willen horen: onverwijld splitsen! Nee, nog meer geduld is vereist. Het probleem is duidelijk uitgelegd voor wie geïnteresseerd was, de oplossingen voor het probleem zijn zuivere politieke overwegingen. Een sterk geïnteresseerde ziel zal wel met je verder willen praten over de te voeren politiek, zij die dat niet zien zitten en een volgende pint bestellen zijn tenminste correct geïnformeerd.

Politiserend vormingswerk heet dat: je brengt de mensen naar het water, je verplicht hen niet te drinken.

HLRF!

Smithson

Powered by ScribeFire.