Brussel Halle Vilvoorde. Als je er tegen iemand op café over begint, zucht men al voor je een woord gezegd hebt. Symbooldossier voor de enen, onbegrijpelijke drukdoenerij voor de anderen. “Zijn dat nu problemen waar de mensen van wakker liggen?” is dan ook de meest gekende dooddoener. De Vlaamsgezinde die aan zijn drinkebroers moet uitleggen hoe de vork in de steel zit, heeft het veel moeilijker om aan te tonen wat het belang ervan is in vergelijking met een socialist omtrent de noodzaak van het generatiepact ter betaalbaarheid van de pensioenen, of een groene jongen omtrent de noodzaak van Kyoto ter bescherming van ons klimaat. De twee laatste raken de burger veel ingrijpender (en ook in de portemonnee) dan de kwestie van een niet-gesplitste provinciale kieskring. De Vlaamsgezinde heeft het dus niet gemakkelijk, vooral niet omdat zijn onderwerp eerder aan de saaie kant is: mensen komen er niet elke dag mee in contact.
Al te vaak maakt de Vlaamsgezinde in zo’n discussies dan ook de fout te beginnen met een groot staatskundig vertoog waar na een halve minuut de meeste mensen van in slaap vallen wegens te gecompliceerd, te juridisch-technisch of een te-ver-van-mijn-bed gevoel. De truc hierbij is – en zo zouden politieke discussies altijd moeten gevoerd worden - te vertrekken van de tastbare werkelijkheid. Voor men dus over arresten van het Arbitragehof begint, of allerlei beschuldigingen naar de Walen zwiert, is het veel effectiever de interesse van de gesprekspartner te wekken met een concrete denkoefening. Ik stel spontaan altijd de volgende drie vragen:
Eerste vraag: “Jij woont in Vlaanderen. Kan jij stemmen voor een politicus uit Wallonië?” Het antwoord is évidamment “Nee”. Vraag 2: “Máár. Zijn er Waalse ministers die over jou regeren?” Na enig denkwerk zal die persoon vinden dat mevrouw Onckelinx en meneer Demotte beslissen over de justitie en de sociale zekerheid die elke Vlaming aanbelangt. Je ziet je gesprekspartner de wenkbrauwen al fronsen. Derde en moeilijkste vraag (die kondig je overigens ook zo aan): “Is het democratisch dat jij geregeerd wordt door iemand waar je nooit voor of tegen hebt kunnen stemmen?”
Nu wordt het pas interessant. De persoon die aanvankelijk helemaal niet geïnteresseerd leek, zit er een beetje verbijsterd bij. Dit is de conclusie die je er nog aan toevoegt: “Wel: daarover gaat Brussel Halle Vilvoorde.” Wat dus oorspronkelijk een ontoegankelijk onderwerp leek, wordt nu heel tastbaar: in Brussel Halle Vilvoorde kan men wél voor Franstalige politici stemmen, terwijl de Vlamingen dat in Wallonië niet kunnen. Dat is fundamenteel ondemocratisch.
Nu de denkopening gemaakt is, is het bijzonder onverstandig deze terug dicht te gooien met dat staatskundig vertoog waar wij als Vlaamsgezinden zo graag mee van wal steken. Indien we het geduld kunnen opbrengen om daar nog even mee te wachten, is de kans veel groter dat de toehoorders ook werkelijk begrijpen waar het om gaat. In deze tweede fase van het gesprek is het dan ook vooral belangrijk te luisteren naar de vragen van de toehoorders. Het is best mogelijk dat een van hen het helemaal geen probleem vindt dat hij geregeerd wordt door iemand die hij niet verkozen heeft of dat iemand bijkomende vragen stelt over de situatie in Vlaams-Brabant. De kunst hier is om even concreet te blijven als in de eerste fase door sprekende visuele beelden te blijven gebruiken: “Een Waal die in Vlaanderen is komen wonen, kan op 25 km ten zuiden van Antwerpen nog steeds voor Onckelinckx stemmen, terwijl wij Vlamingen hetzelfde in Wallonië niet kunnen” Vindt men genoeg van die sprekende voorbeelden, dan kunnen de andere tooghangers samen met jou niet anders dan besluiten dat de toestand ondemocratisch is.
Eens dat bereikt komt het grote werk, de derde en laatste fase van de dialoog: het uitleggen van de juridische toestand op een begrijpelijke en wervende manier. Hier stelt men opnieuw best een duidelijke vraag: “Kun jij als West-Vlaming (andere provincie zelf in te vullen) stemmen voor een kandidaat voor de federale kamer uit Antwerpen (idem)?”. De meeste mensen zullen dit niet weten, het volstaat uit te leggen dat sinds de kieswethervorming van 2003 de kring van kandidaten waaruit men kan kiezen samenvalt met de provinciegrenzen. Dat wil zeggen dat voor de federale Kamer Limburgers Limburgers verkiezen en Anwerpenaren Antwerpenaren.
Het enige probleem dat zich stelt ligt in Vlaams-Brabant. Als de kieswethervorming van 2003 bepaalt dat de kringen waarbinnen kandidaten verkozen kunnen worden samen moeten vallen met de provinciale grenzen, dan zou dit voor de provincie Vlaams-Brabant betekenen dat haar kieskring stopt aan de buitengrens met Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg in het noorden en met Henegouwen, Waals-Brabant en Luik in het zuiden. Maar daarmee is de kous niet af: de provincie Vlaams-Brabant verkeert in het uitzonderlijke geval dat zij ook een binnengrens heeft: die met het Hoofdstedelijk Gewest Brussel. De provinciegrens stopt dus ook daar, wat logischerwijze zou betekenen dat ook de kieskring daar stopt. Dit zou ook volledig in lijn zijn met de keuzes die in het verleden gemaakt zijn om van Brussel een apart gewest te maken. Dit werd gedaan om de bescherming van de tweetaligheid van Brussel te waarborgen tegenover de eentaligheid in de twee andere landsdelen. Logisch gevolg daarvan is dan ook dat alles waar taal mee gemoeid is, zoals ook het verkiezen van vertegenwoordigers voor de taalgroepen van dit land, gesplitst wordt.
De realiteit is echter anders: het kiesarrondissement Halle-Vilvoorde dat in Vlaanderen ligt (eentalig Nederlandstalig gebied) en Brussel (tweetalig taalgebied) zijn nog steeds één en dezelfde kieskring, waardoor het niet anders kan dan dat één van de twee taalgebieden onrecht aangedaan wordt. Het onrecht valt ten laste van Vlaanderen, want tot diep in het Vlaamse grondgebied (tot vlakbij Mechelen) kunnen Franstaligen nog steeds op Franstalige politici stemmen, terwijl al in de eerste staatshervorming Vlaanderen als eentalig Nederlandstalig taalgebied erkend heeft. De Brusselaars hebben geen last van een niet-splitsing, zij waren
sowieso al tweetalig.
Wat moet nu de conclusie zijn van dit gesprek? In ieder geval niet de oplossing die je als Vlaamsgezinde na zo’n grote uitleg van je collega-stamgasten met volle overtuiging zou willen horen: onverwijld splitsen! Nee, nog meer geduld is vereist. Het probleem is duidelijk uitgelegd voor wie geïnteresseerd was, de oplossingen voor het probleem zijn zuivere politieke overwegingen. Een sterk geïnteresseerde ziel zal wel met je verder willen praten over de te voeren politiek, zij die dat niet zien zitten en een volgende pint bestellen zijn tenminste correct geïnformeerd.
Politiserend vormingswerk heet dat: je brengt de mensen naar het water, je verplicht hen niet te drinken.
HLRF!
Smithson
Powered by ScribeFire.