vrijdag 23 april 2010

Over neushoorns en Westmalles. Ongenuanceerd schotschrift.

Vlaamse vrienden,

De gebeurtenissen van gisteren (22 april 2010) hebben een diepe indruk op mij nagelaten. Vanuit mijn functie als fractiemedewerker bij N-VA voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers heb ik van zeer dichtbij de chaos, de onduidelijkheid, maar vooral de geestesgesteldheid van het gros van onze Vlaamse politici mogen meemaken. En daarmee is het triest, intriest gesteld.

Het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde, dat in essentie op 1 september 1963 ontstond, is nu 47 jaar oud en zal dus op 1 september zijn 48’ste “verjaardag” mogen vieren. Dat probleem is – ten overvloede, nogmaals, men zou vergeten waarover het eigenlijk gaat – dat de kieskringen overal in België aangepast zijn aan de provinciale grenzen, behalve in het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, dat nog altijd één en ondeelbaar is.

Op 26 mei 2003 velde het Arbitragehof (de voorloper van ons huidige Grondwettelijk Hof) een arrest waarin duidelijk bleek dat de huidige kiesregeling ongrondwettelijk was. Het probleem is veelvoudig. Niet enkel worden Vlamingen politiek gediscrimineerd wanneer zij op een lijst willen gaan staan – zij moeten het, in tegenstelling tot de kandidaten die bijvoorbeeld opkomen in Leuven opnemen tegen politici van het Brussels Gewest –, het is vooral ook een symbolisch probleem: sinds 1970 is in de grondwet vastgelegd dat dit land uit vier taalgebieden bestaat. Dat hebben de Franstaligen nooit willen aanvaarden: “la Belgique sera latine, ou ne sera pas.” Dat is nog steeds hun motivatie, geloof het of niet.

Op 7 november 2007, na jarenlange discussie over allerlei mogelijkheden en ontsnappingsroutes, werd het splitsingsvoorstel dan goedgekeurd in de Commissie Binnenlandse Zaken met een Vlaamse meerderheid (uitgezonderd Groen! politica Tine Vanderstraeten, die zich onthield) tegen een Franstalige minderheid. Voor het eerst in de Belgische geschiedenis hebben de Vlamingen zo duidelijk gebruik gemaakt van hun democratische meerderheid. Het was ongezien, en het is toen dat ik besloot partijpolitiek actief te worden voor N-VA.

De gebeurtenissen sindsdien hebben mijn overtuiging dat Vlaanderen uit België moet trekken, alleen maar gesterkt. Niet vanuit een soort etno-culturele motivatie, niet vanuit een verstard Vlaams-nationalisme, maar vanuit de simpele vaststelling dat België geen democratisch land is, nooit geweest is, en nooit kan zijn. Willen de Vlamingen hun democratische rechten laten gelden, dan kan dat nooit binnen België, getuige de gebeurtenissen van gisteren. Volgt u even mee.

Omstreeks kwart voor twaalf geeft Alexander De Croo, voorzitter van Open VLD een persconferentie waarin hij het vertrouwen in de regering opzegt. Om kwart na één gaat Leterme het ontslag van zijn regering aanbieden bij de Koning. De zitting van de van de Kamer , die normaal om 14u15 moet beginnen, wordt even uitgesteld. Om half drie laat de Koning weten dat hij het ontslag van de regering in beraad houdt, en ontbiedt hij Kamervoorzitter Patrick Dewael. Om half vijf zitten de fractievoorzitters samen om te beslissen wat er moet gebeuren. Om vijf uur meldt Kamervoorzitter Patrick Dewael dat er geen plenaire vergadering komt.

Naar mijn gevoel is dit niets meer en niets minder dan een overname van de macht van het parlement door de Regering, mét medewerking van het parlement. Patrick Dewael, lid van de partij die net uit de regering is gestapt, wordt naar de Koning geroepen net op het moment dat hij de Kamer zou moeten voorzitten. Gedwee rept hij zich echter naar de Koning.

De Koning zelf heeft hier echter weinig in te brokken. Art 106 van de Grondwet stelt dat de koning politiek onverantwoordelijk is, en dat zijn handelen telkens moet gedekt worden door een regeringslid. Is het dus Leterme zelf die zijn ontslag in beraad houdt? Is het Leterme die Dewael laat ontbieden, zodat de plenaire zitting niet meer kan doorgaan?

Ik denk van wel. De bedoeling van dit alles is duidelijk: het momentum van de crisis breken, uitstellen, vertragen, tot het weer over is. Dan gaan we terug naar de orde van de dag. De democratie mag dus tot besluiten komen, zolang maar niet geraakt wordt aan de essentie van België: “In dit land regeert de minderheid jongens en meisjes, en zo lang jullie aan dat principe niet raken, mogen jullie spelen in de democratische zandbak.” Van zodra de Vlamingen echter, volstrekt democratisch gelegitimeerd, hun rechten willen opeisen, is er crisis.

Ik zeg u dat wij in een totalitaire staat leven. Ik heb daar verschillende aanwijzingen voor. Laat ons beginnen met het democratisch proces zelf. De Vlamingen hebben 88 zetels in de Kamer, de Franstaligen 62. Dat betekent, dat indien de Vlamingen dat zouden willen, zij elk wetsvoorstel eenzijdig zouden kunnen doordrukken.

Dat heb je nou eenmaal in een land dat fundamenteel maar uit twee delen bestaat: de grootste groep heeft het voor het zeggen. Daarom werken tweeledige landen ook niet: als in de VS één staat iets anders wil dan de 49 andere, dan is 2 % van het land het oneens met de rest van het land. In België is dat meteen 50 %, wat maakt dat elke beslissing die één groep wil nemen, het land meteen destabiliseert. België is dus inherent instabiel, niet door slechte politici, “mensen die elkaar niet meer kennen” en meer van die zever, maar institutioneel, structureel.

De vraag is of een land dat inherent instabiel is, het wel waard is om verder te zetten? Hoeveel energie wordt niet besteed aan het in de lucht houden van deze staat om de staat zelf? Niet om het welzijn van beide Vlamingen en Walen – we verarmen collectief – maar om het welzijn van zij die vinden dat België kost wat kost – letterlijk – moet blijven bestaan. België om België, als doel op zich. Als daar nu en dan eens de democratie voor moet genegeerd worden, dan is dat een kleine prijs die moet betaald worden.

En die democratie wordt constant genegeerd. Neem nu de belangenconflicten. Die zijn ingesteld om te verhinderen dat de meerderheid (de Vlamingen) “hun wil zouden opleggen” aan de minderheid. Welnu, dat is nou eenmaal democratie. Ook in het Vlaams Parlement legt de meerderheid van het moment “zijn wil op” aan de minderheid. Of dacht u dat de Franstaligen, ver voor de federalisering, en ver voor de democratisering – tot 1893 gold hier het cijnskiesrecht – “hun wil” niet opgelegd hebben aan de Vlamingen, ons proberen te verfransen hebben? Wij willen niet eens dat, wij willen dat Vlamingen in de rand rond Brussel gelijke rechten krijgen bij verkiezingen als de Franstaligen. Maar dat kan niet, omdat dat een belangenconflict is.

Welnu, democratie is nu eenmaal het geciviliseerd schenden van elkaars belangen. Zolang dat gebeurt binnen het kader dat gewaarborgd door de rechtsstaat – de bescherming van individuele rechten – is dat ook geen enkel probleem. Maar enkel omdat de Franstaligen nu toevallig in die minderheid zijn, is dat wel een probleem. En tot er een betere manier gevonden wordt om de polis te organiseren, is dit het systeem.

Maar België kan niet tegen democratie. Bemerk dat België enkel functioneert wanneer de Vlamingen NIET opkomen voor hun rechten. Als ze dat wel doen, dan staat er een hele batterij procedures klaar om hen de mond te snoeren. De Vlamingen zijn zelfs zo gedwee om deze hoogst ondemocratische procedures te volgen, en dan nog worden die misbruikt. Nog eens de belangenconflicten.

Op 8 november 2007, de dag na de goedkeuring van het wetsvoorstel tot splitsing in de Kamercommissie Binnenlandse Zaken, dient de Franse Gemeenschap een eerste belangenconflict in. Nu moet u weten dat een belangenconflict 120 dagen duurt en uit drie fases bestaat: het dossier verhuist eerst 60 dagen naar een Overlegcomité, daarna 30 dagen naar de Senaat, en daarna terug 30 dagen naar het Overlegcomité, die het dan terugstuurt naar De Kamer.

Het is duidelijk dat deze procedure op zich al hoogst ondemocratisch is. Het Overlegcomité bijvoorbeeld, is ten eerste al paritair samengesteld en overlegt bij consensus. Pariteit maakt abstractie van minderheden en meerderheden, beide taalgroepen komen daar in gelijke verhouding tegenover elkaar te staan. Totalitair feit nummer één: democratie telt niet, gedwongen gelijkheid wel.

Bovendien, doordat men “bij consensus” beslist, volstaat het dat één Franstalige niet akkoord gaat om alles te blokkeren. De Vlamingen weten heel goed, dat het einde van een mislukt overleg in het Overlegcomité ook het einde betekent van de regering. Het is dus kiezen of delen: ofwel zet je door en heb je geen regering meer, ofwel geef je toe en slik je je eisen in. Totalitair feit nummer twee: regeren bij concensus is regeren bij veto van de minderheid.

Dit zijn dan wel totalitaire praktijken, maar doordat ze zo obscuur en hoogpolitiek zijn, zijn ze niet heel erg zichtbaar voor de bevolking. De meeste mensen snappen niet eens waar het over gaat, en onze Vlaamse journalistiek is nu ook niet bepaald om over naar huis te schrijven. Dat passeert wel; erger is het gesteld met totalitair feit nummer drie: de totale som aan procedures kan langer duren dan een legislatuur.

Check it. Het eerste belangenconflict, ingesteld door de Franse Gemeenschap op 8 november 2007 duurde 156 dagen. Het tweede, ingesteld door de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 9 mei 2008, duurde maar liefst 253 dagen. Het derde, ingesteld door Waals Gewest op 14 januari 2009 duurde zelfs 269 dagen! Dat is meer dan drie kwart jaar! Ondertussen loopt het vierde belangenconflict, ingesteld op 27 oktober 2009 door de Duitstalige Gemeenschap. Het wordt voorzien af te lopen op volgende week donderdag 28 april en zal dan 182 dagen geduurd hebben. Als het dan al zal aflopen. Men vindt wel een kunstgreep om het te verlengen.

Met deze procedures is dus van alles mis.

Ten eerste wordt de procedure oneigenlijk gebruikt. In totaal kan men vijf keer een belangenconflict ingeroepen over hetzelfde dossier, wat volgens gelijk welke rechtsnorm een oneigenlijk gebruik is van de procedure, vergelijkbaar met een “tergend geding” in de burgerlijke rechtspraak. Zelfs al zouden alle vijf de wetgevende vergaderingen geschonden belangen hebben bij dit conflict – wat niet zo is – dan nog zouden zij hun belangenconflicten moeten samenvoegen in één geding. Vijf keer over hetzelfde een procedure houden, het is een lachertje.

Ten tweede wordt er duidelijk een loopje genomen met de termijn, die normaal 120 dagen moeten duren. Men telt er bijvoorbeeld de recessen niet bij, men talmt met het akte nemen van de beslissing van een orgaan. Zo schortte men bijvoorbeeld het laatste belangenconflict met twee weken op omwille van de paasvakantie. En bij het tweede belangenconflict nam De Kamer nam pas akte van de beslissing op 4 juni 2008, terwijl het al op 9 mei 2008 al ingesteld werd. Tal van andere kleine redentjes zorgen ervoor dat de tijd – onwettelijk as hell – gerokken wordt.

Ten derde worden de Vlaams Parlementsleden gediscrimineerd. Zo kunnen leden van het Waals Gewestsparlement, die ook lid zijn van het Franse Gemeenschapsparlement twee keer stemmen om een belangenconflict in te dienen, wat hun Vlaamse collega’s niet kunnen.

Ten vierde wordt de procedure buiten elke proportie gebruikt. Zo is eigenlijk enkel de Franse Gemeenschap belanghebbende, want het is enkel zij die in haar belangen geschaad zal worden door de splitsing van BHV. Het Waals Parlement wordt als dusdanig niet geschaad door deze regeling, want het gaat over een splitsing van een kiesarrondissement dat niet eens in Wallonië ligt. Het Duitstalig Parlement wordt nog minder geschonden. En toch kan het, terwijl het ruwweg 70 000 mensen vertegenwoordigt, de wil van meer dan 6 000 000 Vlamingen platleggen.

Het zou lachwekkend zijn, moest het niet gaan over zo’n ernstige zaken als democratie. Het is werkelijk een tragikomische slapstick: zelfs de procedures, die in hun aard alleen al door en door ondemocratisch zijn, worden niet correct toegepast. Wie houden we eigenlijk nog voor de gek? Dit land is geen democratie, maar een dictatuur van de minderheid!

Dat valt te bewijzen. De gemiddelde duur van een belangenconflict is 215 dagen. Die duur steeg steeds maar, van 156 dagen (over tijd), tot 253 dagen (zwaar over tijd), tot 269 dagen (zeer zwaar over tijd) tot nu het laatste, 185 dagen (minder, maar nog steeds over tijd). Er kan nu nog een vijfde belangenconflict ingeroepen worden door het Brussels Parlement, en indien dat het wat beter doet dan het gemiddelde, is het mogelijk dat een nieuw record van +269 dagen gevestigd wordt.

Welnu, als we berekenen dat een legislatuur vier jaar of 1460 dagen duurt, en als we dat delen door vijf mogelijke belangenconflicten, dan volstaan 293 dagen per belangenconflict om de hele legislatuur te overbruggen. Op dat moment, wanneer de samengestelde tijd van al die procedures langer worden dan de legislatuur zelf, leven we de facto in een totalitair regime. Ik zeg u dat we daar nu al in leven, maar dat men om redenen van omzichtigheid dit liever niet te expliciet maakt. Enkel als het echt nodig is, zoals gisteren, dan grijpt de deux ex machina wel in. Zeker is dat de democratie hier nooit mag werken.

Dit alles is al heel erg, maar nog niet het ergste. Het is eigenlijk daarover dat ik het met u wou hebben, maar ik gebruik altijd te veel woorden. Het ergste is dat de Vlaamse politici dit lijdzaam ondergaan, dat zij geen ruggegraat hebben, dat zij de wensen van hun eigen kiezers negeren om een land te redden hun eigen belangen constant schaadt. Observeer de psychologie van onze politici.

Toen het eerste belangenconflict afliep op 8 mei 2008, ontstond een surrealistische crisis, waarbij de Vlamingen van de meerderheid, en Yves Leterme op kop “smeekte” – stel u voor!!! – om een nieuw belangenconflict in te roepen. Ze waren bang dat de regering zou vallen. Een regering die volledig gedomineerd wordt door Franstaligen nota bene! Het is alsof de slaaf aan zijn meester zou vragen: “Laat me alsjeblief niet vrij.”

Ook toen het tweede belangenconflict afliep, dat van de Franse Gemeenschapscommissie was er een “crisette”, maar “gelukkig” – ziet u de perversie in waarmee we bezig zijn – diende ook het Waalse Gewest op 14 januari 2009 een nieuw belangenconflict in.

De derde keer was men er al psychologisch aan gewoon geraakt. Toen het belangenconflict van het Waals Gewest afliep werd er niet veel kabaal meer gemaakt toen het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap het vierde belangenconflict inriep, zelfs al was dit het meest flagrante misbruik van de procedure die we tot dan toe gezien hadden. Enkel de lokale burgemeesters van Vlaams-Brabant schreven nog een brief naar Karl-Heinz Lambertz en dat was dat. Van de partijtoppen uit werd niets meer vernomen, of het moest windowdressing geweest zijn.

Deze schizofrenie, die altijd latent aanwezig was in deze regering – de eerste regering ooit die zelfs geen meerderheid van de zetels aan Vlaamse kant heeft ! We zijn de schaamte allang voorbij! – werd nu gisteren expliciet. Voorzitter De Croo van Open VLD schraapte al zijn moed bijeen en verkondigde dat Open VLD uit de regering stapt. Zeker niet om BHV op te lossen – de enige rechtvaardige oplossing is de eenzijdige splitsing, wij moeten onze rechten niet afkopen, maar afdwingen - maar om platte, electorale redenen: het was nu of nooit.

Immers, binnen twee maanden komt het Europees voorzitterschap eraan en dat betekent voor CD&V een grote bonus: zij leveren de premier, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie. Die krijgen gegarandeerd 6 maanden aan een stuk mediagenieke exposure. Op dat elan kan dan minstens nog twee à drie maanden in 2011 doorgegaan worden. Op die manier komt CD&V in pole position voor de verkiezingen van juni 2011. Open VLD zou geen verhaal hebben tegen dit overwicht, en daarom, niet omwille van BHV stappen zij uit deze regering.

Open VLD heeft nooit ten gronde begrepen waarover dit dossier gaat. Het was Verhofstadt – een Europees-nationalist – die in 2005 bijna had toegelaten dat de Franse Gemeenschap van Brussel decretale bevoegdheden kreeg in het Vlaams Gewest. Vanuit Brussel (dat op zich ook al zwaar gefinancierd wordt met Vlaams geld – Beliris) zouden de Franstaligen dan Franse scholen kunnen inrichten in de rand. Om maar één ding te noemen.

Voor Open VLD is BHV werkelijk maar agendapunt 178. Lastig, maar niet belangrijk. In de partijgremia, die beheerst worden door dandy figuren die zich graag wereldburger noemen – Wat is dat een wereldburger? Is die dan nergens geboren? Heeft ie geen roots? – begrijpen ze niet dat verfransing ook een problematiek van sociale verdringing is. Niet via een vrije markt, maar via geplande verfransing vanuit Brussel, ondersteund door de lokale Franstalige mandatarissen. Terwijl flaminganten zien hoe de lokale Vlaamse bevolking verdrongen wordt en het Vlaams territorium gepland ingenomen wordt, zij zien enkel vrije transacties tussen individuen.

Moest Open VLD het werkelijk menen met BHV en met V in hun naam in het algemeen, dan waren ze zelfs nooit aan de onderhandelingstafel gekomen. Welke zichzelf respecterende Vlaming onderhandelt over het grondgebied van zijn Gewest? Welke zichzelf respecterende liberaal onderhandelt over de individuele burgerlijke politieke en rechten van de burgers? Welke zichzelf respecterende democraat onderhandelt over herstellen van een ongrondwettelijkheid?

Het antwoord: enkel politici die niet liberaal zijn, geen enkele Vlaamse reflex hebben en die niet geloven in democratie. De top van de Open VLD is noch Vlaams, noch liberaal, noch democratisch ingesteld. Open ja, dat wel. Open dat die zijn. Oeh! Open geesten. Niet te geloven. Ik ben maar een bekrompen nationalist ziet u. Ik kijk naar hen op. Open? Mijn voeten. Zo open als een O, dat zijn ze! U ziet, ik maak me druk.

Een bewijs van hoe open men in die partij is, is de totale slachtoffering van de jongere generatie op het altaar van het Belgisch staatsbehoud. De Croo, die ’s morgens een moedige stelling innam – een einde maken aan dit zottekesspel – wordt halverwege de middag al afgeremd door Guy Vanhengel die even laat uitschijnen dat ie niet akkoord was met de uitstap uit de regering, en vervolgens om vijf uur vakkundig afgemaakt door Patrick Dewael die aan de Conferentie van Fractievoorzitters meedeelt dat er heden ten dage geen plenaire zitting zal zijn.

Het is de tweede keer al dat een democratische bijeenkomst van het parlement door de particratie tegengehouden wordt. Vergis u niet, het is niet zo dat Dewael beaat de richtlijnen van de Koning volgt. De Koning houdt het ontslag van Leterme in beraad, wat betekent dat er nog een regering is en wat betekent dat zijn handelen nog gedekt wordt door de regering, lees: Leterme.

Het is dus Leterme die beslist dat het parlement niet samenkomt, mét medeweten van Dewael. Het is me trouwens niet duidelijk of Leterme al vertrokken was uit het paleis toen Dewael daar arriveerde. Misschien is daar de verhouding CD&V – Open VLD opnieuw gekalibreerd. Daar lijkt het toch op, want Open VLD die net zelf uit de regering is gestapt, verhindert ter wille van de nog zittende regering – die een krappe meerderheid van 76 zetels heeft – dat het parlement bijeenkomt. Louis XIV is er niets tegen.

De Croo wordt dus teruggefloten door de éminence grise van zijn eigen partij, wat niet meer en niet minder dan een bedekt affront is voor de jonge voorzitter. In het actualiteitsprogramma Phara, diezelfde avond omstreeks 23u00 maakt De Croo terug een opening om aan tafel te gaan zitten “onder strikte voorwaarden”. De opstand der lilliputters is neergeslagen, zijn geloofwaardigheid is gebroken, de recuperatie kan beginnen.

Enkel een doorwinterde, oude, cynische politicus die allang zelf het geloof in rechtvaardigheid opgegeven heeft kan zo’n schizofrenie aan. Voor zo’n jonge mens als ik is het demotiverend als de pest. Waarom zouden jongeren nog moeten geloven in politiek, als wat een meerderheid wil blijkbaar toch niet van tel is?

Ondertussen lees ik in de Vlaamse kranten dat deze politieke generatie failliet is. Waaaaat? Nee godverdomme, de oude politieke generatie – die deze miserie keer op keer laat aanslepen – is politiek failliet. Het enige dat bij de jongere generatie te merken valt is dat ze hun krediet razendsnel verspelen door niet op te treden tegen die oude politieke cultuur van belgicisme die in hun partijen nog steeds de plak zwaait. Zij zullen inderdaad binnen de kortste keren bankroet zijn als zij, net als hun voorgangers, onrechtvaardigheid blijven gedogen.

De Vlaamse media dan is oer-oer-oer-schuldig aan het toelaten van intellectuele oneerlijkheid. Ik zie een Carl Devos tijdens Villa Politica zeggen dat een splitsing zonder onderhandelingen sowieso nooit mogelijk is. Ik hoor Dave Sinardet op de radio de crisis relativeren door een ander arrest erbij te sleuren die niets, maar dan ook niets met de zaak te maken heeft. Ik zie Peter–hebt u mijn laatste armanipak al gezien?-Vandermeersch triomfantelijk vertellen dat dit in geen enkel ander land kan, behalve België, alsof dat een verdienste is.

Ik hoor journalisten de vele kwade reacties op krantensites en nieuwsblogs relativeren, minimaliseren, ridiculiseren. Ik zie academici de revue passeren om te zeggen dat de mensen niet wakker liggen van dit probleem. Dat klopt. Maar dan wel omdat het net zij zijn die de desinformatie verspreiden. Tot nog toe heb ik geen enkele van die mediagenieke professoren een democratische analyse horen maken, enkel een juridische. Als een meerderheid een simpel wetsvoorstel niet gestemd krijgt, is er dan niet iets fundamenteel mis met het land? Nee hoor, dit is Belgisch federalisme weet u, en hier gaat dat anders. We hebben er zelfs een vak aan gewijd aan de Gentse Universiteit. Zoooooo uniek is ons model. Maar over democratie? GEEN WOORD.

Ze werken gewillig mee aan het Belgisch status quo, dat onbegrijpelijk is in zijn natuur. Er zijn ongeveer tien mensen die de Bijzondere Financieringswet kunnen uitleggen, ongeveer duizend die van naaldje tot draadje weten hoe de Belgische staatsstructuur in elkaar zit – hoorde u al ooit van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie? Ze bestaat! – en sinds kort ongeveer tienduizend mensen die onlangs zijn te weten gekomen dat er zoiets bestaat als een minister-president van de Duitstalige Gemeenschap. Karl-Heinz Tomatoketchup Lambertz.

Maar daarbuiten? The great void. Doodse stilte. Hier en daar een journalist die zich waagt aan een stukje over onze instellingen. De mensen liggen er inderdaad niet wakker van. Niet omdat het hen niet interesseert, maar wel omdat ze het niet begrijpen en het opgeven. Daar rekent men inderdaad op: dat mensen er zo weinig mogelijk van begrijpen, dat ze afhaken, dat ze teruggaan naar hun dagelijkse leven, strijdend voor hun bestaan onder de hoogste belastingen van Europa. Niet te veel vragen stellen: DOE STILLE VOORT.

Ik doe niet stille voort. Ik doe luid voort. Ik moet denken aan het toneelstuk Les Rhinoceros van Eugène Ionesco. Gradueel veranderen we allemaal in neushoorns, en steeds minder mensen zien de waarheid: nooit of te nimmer zullen de Vlamingen in dit land recht gedaan worden. Ik zal dus niet rusten voor er op mijn paspoort staat: “Brecht Arnaert, burger van de Republiek Vlaanderen”.

HAY TAY PAY! LEVE DE VLAAMSE GAAI! En dan nu een Westmalle Tripel.

dinsdag 20 april 2010

De onmogelijkheid van de optie-Crols

Lezing gegeven op de SFL-trefdag, 26 september 2009 – Brecht Arnaert

Op zondag 23 augustus 2009 riep Frans Crols tijdens een toespraak op de Ijzerwake op om Brussel niet langer de onafhankelijkheid van Vlaanderen te laten hypothekeren. Het was de eerste keer dat zo overtuigend de slogan “Vlaanderen laat Brussel niet los” werd gecounterd, en moet ons allen aan het denken zetten over onze argumenten om Vlaanderen onafhankelijk te laten worden mét Brussel erbij. Crols is niet onze tegenstander, hij is onze bondgenoot in het revitaliseren van een debat dat veel te lang niet gevoerd is.

De redenering van Crols is de volgende. In de Vlaamse Beweging is het heersende discours dat we eerst het Brussel-probleem moeten oplossen voor we onafhankelijk kunnen worden. Crols stelt net het omgekeerde: net doordat we zo vasthouden aan Brussel, vertragen we onze koers naar onafhankelijkheid. Net omdat de Franstaligen weten dat we alles zullen doen om Brussel te behouden, dwingen ze ons keer op keer om deals te aanvaarden die we eigenlijk niet willen, en slagen ze erin om de verdere emancipatie van Vlaanderen te beknotten.

Maar wat, aldus Crols, als we nu gewoon dat discours omdraaien? Wat als we nu resoluut kiezen om onze eigen weg te gaan, zonder Brussel? Dan hebben de Franstaligen geen hefboom meer om ons tot toegevingen te dwingen. Dan kunnen we dingen doen die we al lang wilden. Bijvoorbeeld een verlaging van de belastingen die nu torenhoog liggen, en de uitbouw van een eigen sociale zekerheid volgens Vlaamse inzichten.

Meer nog, deze strategie zou ons zelfs een grotere invloed kunnen geven op Brussel dan we nu al hebben. Stel dat de Vlaamse Regering beslist om de vennootschapsbelasting te laten zakken tot een historisch laag peil van bijvoorbeeld 15 %? Hoeveel bedrijven met hoofdzetel in Brussel, zouden dan niet verhuizen naar Vlaanderen? En wat als de burgers van de Republiek(?) Koninkrijk(?) Brussel de kans zouden krijgen om in te tekenen op een nieuwe en performante Vlaamse sociale zekerheid, ja zelfs de Vlaamse nationaliteit zouden kunnen aanvragen en dan als expats in Brussel leven?

In dat scenario zou Vlaanderen zowel op economisch vlak (bedrijfsleven) als op sociaal vlak (sociale zekerheid) een grotere invloed kunnen uitoefenen dan nu het geval is. Het zou zeker Brussel concurrentieel kunnen overtroeven, ervoor zorgen dat Brussel, noch op economisch vlak, noch op sociaal vlak kan concurreren met Vlaanderen. Terwijl de Brusselse Franstaligen via hun collega’s in het federaal parlement (met zijn bekende blokkeringsmechanismen) nu nog onze onnatuurlijk sterkeren zijn, zou in het scenario-Crols Vlaanderen voor het eerst de sterkste zijn in de Vla-Bru-verhouding.

Tot zover het standpunt-Crols. Vlaanderen zou dus op termijn kunnen zorgen voor een feitelijke afhankelijkheid van Brussel, wat zich vroeg of laat moet omzetten in een politieke afhankelijkheid, waarvan de meest uitgesproken vorm is dat het uiteindelijk toetreedt tot de Republiek Vlaanderen. En wel door de kleine poort, op onze voorwaarden. Het lijkt een droomscenario.

Maar Crols vergeet iets. Territorialiteit. De dag dat Vlaanderen uit de Belgische constructie vertrekt en Brussel achterlaat wordt een nieuwe internationaalrechtelijke situatie gecreëerd, waarbij Brussel tenminste een fractie van een seconde een onafhankelijke staat wordt, met alle rechten van dien. Een Republiek Brussel behoort tot de mogelijkheden, maar evengoed een Koninkrijk Brussel, of een constructie Brussel-Wallonië, als die laatste republiek het grondgebied Brussel zou willen aanvaarden als het zich aandient. Wat de staatsvorm ook mag zijn, het is duidelijk dat Brussel enkel en alleen tot Vlaanderen (of Wallonië) zal toetreden als de Brusselaars dat zelf willen.

“Wat is het verschil dan met nu?”, kan men zich afvragen. Ook nu hoor je te pas en te onpas dat de Brusselaars zelf moeten beslissen of ze bij Vlaanderen willen komen in het geval van een eenzijdige Vlaamse onafhankelijkheids-verklaring. Niets is minder waar. Noch Vlaanderen, noch Brussel, noch Wallonië hebben tot op heden volledige constitutieve autonomie, dat wil zeggen, autonomie van onderen uit, autonomie die bekomen wordt als de optelsom van wat haar eigen burgers aan macht aan de deelstaat delegeren. De huidige constitutieve autonomie van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest is slechts fragmentair, voor zover de indruk nodig is dat het autonoom beslissende delen zijn, maar het is slechts institutionele cosmetica. Volle constitutieve autonomie is niet het vertrekpunt voor de samenstelling van de federatie België.

Dat komt omdat België geen federale staat is, maar een unitaire staat met culturele én economische deconcentratie in aparte bestuursfiguren. Het onderscheid is belangrijk. Er bestaan veel definities over de term “federalisme”, maar zelden zijn die normatief: men stelt empirisch vast dat er een soort federerende beweging plaatsgevonden heeft, maar wat erachter zat, of welke richting die uitging, is blijkbaar niet van tel. In één adem noemt men de staatkundige beweging van staten die zich bij verdrag federeren in een groter verband en staten die uiteengegroeid zijn in deel-entiteiten die vooralsnog samen blijven, beide “federale” staten.

Ik ga daarmee niet akkoord. “Zich federeren” is afkomstig van het Latijnse werkwoord “foederare” wat zoveel betekent als “zich verenigen bij verbond”. Een federatie vorm je dus vanuit de basis naar een groter geheel toe, niet omgekeerd. Natuurlijk moet wetenschap zo objectief mogelijk zijn, maar het valt toch wel op dat men, omwille van enkele uitzonderingen waaronder België, de definitie van federalisme zo breed wil opentrekken dat een unitaire staat met wat deconcentratie in aparte bestuursfiguren ook meteen onder de definitie van federalisme valt.

Mijn stelling is dus dat België geen federatie is. Hoe sterk ons idee van zelfstandigheid binnen het Belgisch verband ook moge zijn, wij hebben die zelfstandigheid niet ontleend aan een bottom-up beweging die een stuk van haar soevereiniteit afstaat aan een federaal niveau. Wij ontlenen die zelfstandigheid aan een nog steeds unitair bestuursniveau dat de regionalistische tendenzen heeft willen accommoderen, maar nooit erkennen in zijn echte aard: die van aparte naties. We zijn dus geen Vlaamse proto-burgers, integendeel, we zijn lid van de Vlaamse Gemeenschap … van België.

Dat merk je aan tal van zaken. Zo zijn wetten, decreten en ordonnanties allemaal regelgeving die op gelijke hoogte met elkaar staat (mits enkele futuliteiten aangaande de ordonnanties). Bijgevolg vertrekt theoretisch elke regelgeving van het centrale niveau, dat een aantal functies van haar bestuur gedeconcentreerd heeft in eigen overlegorganen. En ook het befaamde verdragsrecht voor de gefedereerde entiteiten is in de praktijk ook Belgisch: in Europese ministerraden nemen Vlaamse ministers dan wel deel aan Raden die over Vlaamse bevoegdheden handelen, maar daarbij vertegenwoordigen zij niet Vlaanderen als legale, statelijke entiteit, maar de gehele Belgische overheid, hoe contradictorisch dat ook moge klinken.

Kijk het even na. Nemen we een duidelijk nationaal grondgebied en een duidelijke nationale identiteit als de twee belangrijkste kenmerken van een natie (een gezamenlijke geschiedenis laten we nu even achterwege, de problemen rond taal verzinken we in het begrip identiteit) dan vallen er binnen de Belgische constructie toch enkele interessante observaties te maken.

De Vlaamse Gemeenschap wordt gedefinieerd als die mensen boven de taalgrens die Nederlands spreken plus de mensen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die zich wenden tot instellingen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Zelfs al is dit moeilijk te traceren (je kunt dus echt geen koppen tellen in Brussel, de aanwezigheid van Vlamingen moet blijken uit onrechtstreekse tellingen van mensen die zich wenden tot Nederlandse voorzieningen), met wat goeie wil kun je je Vlaamse bevolkingsgroep definiëren. Maar het grondgebied van Vlaanderen is niet eengemaakt. Brussel ligt er midden in, maar heeft zich doorheen de federalisering als een apart grondgebied weten te handhaven. Daardoor is Vlaanderen tot op heden als natie ontmand, waardoor het niet uit België kan vertrekken.

In Wallonië heb je het omgekeerde fenomeen: daar is het grondgebied heel duidelijk, maar de identiteit dan weer niet. Walen worden samen in één structuur met Brusselse Franstaligen bestuurd, wat hen dikwijls verhindert een eigen politiek te voeren, los van Brussel. Merk bijvoorbeeld op dat het onderwijs in Wallonië zich niet Waals kan noemen, terwijl dat in Vlaanderen mutatis mutandis wel kan. Er is één onderwijsbeleid voor de Franstaligen in Brussel en de Walen, terwijl de problemen in beide Gewesten heel anders zijn.

Terwijl het Franstalig onderwijs in Brussel zwaar getroffen wordt door kwaliteitsverlies ten gevolge van een enorme migranteninstroom, is het Waalse onderwijspubliek helemaal anders van samenstelling. En toch kent Wallonië heel wat inmenging vanuit Brussel, hoewel de Brusselaars doorgaans weinig of geen uitstaans hebben met de problematieken van la Wallonie profonde. Ze hebben er ook geen kiezers en dus geen belangen. Hun politieke voedingsbodem is compleet anders.

Je hebt dus in globo Nederlandssprekende Belgen die in Vlaanderen wonen, Franssprekende Belgen die in Brussel wonen, Franssprekende Belgen die in Wallonië wonen, Nederlandssprekende Belgen die in Brussel wonen en ten slotte Duitssprekende Belgen die in Wallonië wonen. Maar allen zijn het Belgen. De voornaam kan veranderen, het genus is Belg.

Was België een federatie, dan zou er een moment moeten geweest zijn, al was het maar een theoretische fractie van een seconde, een moment waarop Vlaanderen, Wallonië (en misschien ook Brussel) onafhankelijk konden beslissen om zich tot een supranationaal niveau België te bekennen, zoals in Duitsland gebeurd is. It didn’t happen. “The act of federalism”, het werkwoord, het zich bij elkaar voegen heeft dus niet plaats gevonden. Dat is belangrijk voor de Brusselse positie.

Wie beweert dat Brusselaars de constitutieve autonomie hebben om zelf te beslissen als Brusselaars “as such” of zij bij Vlaanderen wil komen, dwaalt. Die Brusselaars hebben evenmin als de Vlamingen het recht om zich een subnationaliteit te noemen van de Belgische. De Belgische identiteit is tot nader order nog altijd één en ondeelbaar, wat de Vlaamse Beweging ook moge denken. Er zijn taalgroepen, er zijn taalgebieden, maar er is géén enkele “gefedereerde entiteit” die zich een subnationaliteit, dit is: een natie die zich gefedereerd heeft, kan noemen.

Hetzelfde geldt dus voor Brussel, zelfs al is het een Gewest. Het heeft evenmin constitutieve autonomie. Meer nog, de bestuursfiguur Gewest is zelfs ongeschikt om constitutieve autonomie op te eisen. Gewesten mogen dan wel de emanatie van de territoriale bevoegdheden zijn, de vraag blijft “wie” dan die constitutieve autonomie opeist? Zijn dat “de Brusselaars”? Zo ja, wat is dat, een Brusselaar? Pas als er zoiets bestaat als een Brusselse natie, kan er een legitieme vraag zijn naar een eigen grondgebied. Willen de Brusselaars autonomie, dan moeten ze eerst bewijzen dat “Brusselaar” zijn iets aparts is.

En nu komt het: zolang Vlaanderen niet uit de Belgische constructie vertrekt, valt dit Brusselaar zijn onmogelijk te definiëren. Het Brussels grondgebied mag dan wel ééngemaakt zijn, maar geen mens die weet wie dat dan zou moeten opeisen. De Franstalige Brusselaars, die net beweren dat Brussel de laatste plaats is waar België nog echt België kan zijn? De Vlaamsgezinde Brusselaars die eigenlijk Brussel bij Vlaanderen zouden willen zien komen, maar in de minderheid zijn? De groeiende groep van nieuwkomers die, bij gebrek aan een duidelijke Belgische identiteit, gewoon hun eigen identiteit blijven behouden en zich terugtrekken in etnische stadswijken?

Wie o wie kan in naam van alle Brusselaars constitutieve autonomie opeisen voor het grondgebied Brussel? Wat is met andere woorden het bindmiddel van die Brusselse Gemeenschap? Taal? Goed geprobeerd. Cultuur? Dacht het niet. Armoede? Perhaps, perhaps, perhaps.

Als politiek establishment moet je compleet gek zijn om de huidige politiek-filosofische posities te verlaten, als je niet zeker bent waar dat politiek avontuur eindigt. Zelfs al levert de huidige communautaire wurggreep enkel spierpijn op, alles is beter dan een compleet verlies van de huidige positie. Behalve … als er een externe factor is die ervoor zorgt dat je die positie veilig kan verlaten en je zeker bent van de bevrijding. De spreekwoordelijke institutionele cavalerie als het ware.

En het is hier dat het idee-Crols faalt. Het wegtrekken van Vlaanderen uit de Belgische constructie creëert de Brusselse identiteit DE FACTO, tegen de realiteit in. Er is, buiten het collectief verlaten worden door Vlaanderen, niets wat als substraat kan dienen voor de Brusselse identiteit. Daarom zijn de inspanningen van het Brusselse belgicistische middenveld (Aula Magna, BruXelforum) ook zo groot: men pleit voor de uitbouw van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscomissie – die in sommige constitutionele besprekingen zelfs de “Vierde Gemeenschap van België” noemt (cf Vande Lanotte) als het forum dat de Brusselse constitutieve autonomie zou kunnen claimen.

Maar die inspanningen, hoe zwaar gefinancierd die ook mogen zijn, hoe zeer die ook gesteund mogen worden door het Brussels middenveld, zijn niet het product van een Brusselse volksbeweging. Het zijn verdienstelijke intellectuele debatten, die inderdaad heel wat Brusselse problemen blootleggen (moet je echt eens lezen), maar het is een intellectuele beweging van de toplaag van een deel van de Brusselse academische, economische en culturele scène.

Vraag aan de Brusselse sympathisanten van ABVV bijvoorbeeld maar eens of ze geconsulteerd geweest zijn, of er acties of betogingen aan verbonden zijn. Ze zullen je zeggen van niet. Het is geen beweging die aan de basis gedragen wordt. Hoe zou dat kunnen? Hoeveel talen zou je om te beginnen moeten gebruiken om de grote verscheidenheid aan mensen die in Brussel wonen, te bereiken? Hoe wervend zou je “postnationaal” project zijn bij migrantengroepen die wel nog waarde hechten aan identiteit? Hoe veel mensen zou je kunnen mobiliseren voor een staatsproject waarin elk individu zich kan ontplooien, wetende dat grote stukken van de migrantenpopulatie komen uit regelrechte wij-culturen, waar in sommige gevallen het concept individu nog geen vorm gekregen heeft? Nee, de Brusselse Beweging is een intellectuele bloem die niet kan groeien in de voedingsbodem waar ze bedacht is.

Maar observeer wat er gebeurt als de optie-Crols voltrokken wordt. Trekt Vlaanderen uit België zonder Brussel, dan is de Brusselse Gemeenschap meteen gedefinieerd. Niet door een moeizaam identitair proces, maar met een pennetrek. Eens een territorium gegeven is, is het slechts een kwestie van tijd tot in relatie met dit territorium een identiteit zich ontwikkelt. Trekt Vlaanderen zijn handen van Brussel af, dan volstaat het voor de dominante groep Brusselaars (naar alle waarschijnlijkheid de Franstaligen) om binnen de nieuwe context de situatie DE JURE naar hun hand te zetten. Dan wordt het bindmiddel “het in de steek gelaten worden”. Koppel daar wat goedgemikte propaganda aan vast, en je hebt meteen een stichtingsmythe.

Crols doet dus in feite het werk van Aula Magna en consorten. Kan het bestaan van een Brusselse natie die aanspraak kan maken op het Brussels grondgebied nu nog met gemak ontkend worden, op grond van het feit dat er geen bindmiddel voor is, dan is dat met het voltrekken van het plan-Crols niet meer mogelijk: wij hebben dat feit gecreëerd.

Er zijn natuurlijk voordelen verbonden aan deze oplossing. Terwijl men vroeger nog kon volhouden dat Vlamingen en Walen slechts variaties zijn op de Belgische identiteit, die in zijn organieke vorm nog in Brussel terug te vinden was, zal dat bij de installatie van een eigen Brusselse identiteit niet langer kunnen. Alle lasagna-theoriëen over identiteit ten spijt: territoria kunnen zonder naties (jungles, woestijnen, onbewoonde eilanden), maar een natie kan nooit zonder een territorium.

Met deze oplossing komt er een duidelijk einde aan de identitaire verwarring zoals hierboven geschetst. Dan vallen beide de Vlaamse en de Waalse identiteit samen met het eigen grondgebied, en is er – letterlijk – geen ruimte meer voor de Belgische identiteit.

Maar de nadelen zijn legio. Zelfs al is de Brusselse natie in zijn beginjaren heel zwak, ze is volledig vrij om aan te vangen wat ze wil met haar (ongewilde?) autonomie. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de Brusselse Republiek een federatie aangaat met de Waalse Republiek. En wat als Wallonië er vanuit die zelfde constitutionele autonomie erin slaagt aan te sluiten bij Frankrijk? Of Brussel meteen maar bij Frankrijk? Dan heb je een stukje “hexagone” midden in Vlaanderen.

Dat idee is trouwens niet zo heel absurd. De fameuze note pédagogique van de PS die midden juni 2008 bekend geraakte, is niet zomaar een gedachte-experimentje, maar een serieuze poging om een antwoord te formuleren op een studie die al meer dan twee jaar eerder uitgevoerd werd door de FUSL. Op een studiedag aldaar (18 maart 2005), werd het werk gepresenteerd van een aantal eminente constitutionalisten, die het statuut van Brussel onderzochten in het geval van “confederalisme”.

Dit natuurlijk als omfloerste omschrijving van wat zou gebeuren als Vlaanderen de benen neemt. Confederalisme is immers een schaamlapje voor wie separatisme niet over zijn lippen krijgt. En wat bleek uit die studie? Dat in het internationaal recht zeer weinig regels bestaan omtrent de afscheiding van staten. Er is er wel ééntje dat van gigantisch belang is, en die in vloeiend Latijn luidt: “Uti possidetis iuris, ita possideatis”, of in het schoon Vlaams: “Zoals u in rechte bezat, zal u in rechte bezitten”.

Dit beginsel was vooral populair bij de dekolonisering van Zuid-Amerika, waar het grondgebied van alle huidige landen eigendom was van Spanje (behalve Brazilië). Het gevaar bestond daar dat de pas onafhankelijk geworden landen hun nieuwe grenzen gingen betwisten. Immers, de bestaande grenzen waren slechts binnengrenzen van het enorme koloniale rijk, die in vele gevallen de etnische grenzen niet hadden gerespecteerd. Het “Uti possidetis”-principe verhinderde al te veel twisten: Argentinië, Chili, Paraguay, Bolivië en alle andere nieuwbakken landen erkenden de administratieve binnengrenzen van het vroegere Spaanse koloniaal gebied als elkaars buitengrenzen.

Toegepast op België is het dus van enorm belang hoe deze staat uiteenvalt. Gebeurt dat in de huidige constellatie, dan kunnen Wallonië, noch Brussel aanspraak maken op elkaars grondgebied. Brussel kan geen aanspraak maken op Wallonië of omgekeerd, omdat geen van hen de constitutieve autonomie heeft van waaruit ze zelfstandig tot een aansluiting bij Wallonië zouden kunnen beslissen. Wallonië van zijn kant, kan nog moeilijker aanspraak maken op Brussel, omdat het grondgebied van Brussel nu eenmaal buiten het eigen grondgebied ligt. En dat is nu eenmaal not done.

Deze twee zaken zijn de grootste obstakels voor de droom van een Wallo-Brux-constructie, die onder meer in 2007 door Antoinette Spaak en Serge Moureaux werd uitgesproken, maar ook in Le Soir van 17 april 2008 herhaald werd door Rudy Demotte en Charles Picqué.

Als we het politiek handelen van de Franstaligen herdenken vanuit deze wens – namelijk zo goed mogelijk uit de Belgische constructie te vertrekken – dan wordt heel wat van hun politiek gedrag begrijpelijk. Dan blijkt ten eerste een corridor geen lachertje te zijn, maar een noodzakelijkheid om in een post- België-scenario Wallonië en Brussel te kunnen verenigen. En dan blijkt ten tweede het onbegrijpelijke verzet tegen de splitsing van BHV, glashelder te zijn: indien Vlaanderen erin zou slagen om haar taalgrenzen duidelijk te affirmeren, dan vormen die ook de staatsgrenzen van de toekomst. Dat moet ten allen prijze vermeden worden.

En het straffe van de zaak is dat men dit niet eens verbergt voor de Vlamingen. In een andere “note pédagogique” van de PS (8.05.2008) wordt gesteld dat het niet-oplossen van BHV cruciaal is voor het voortbestaan van België. Laurette Onckelinckx stelt het in De Standaard van 31 mei 2008 zelfs nog duidelijker: “Brussel-Halle-Vilvoorde gaat over: hebben Wallonië en Brussel al dan niet een aparte toekomst? BHV gaat natuurlijk ook over de verdediging van de Franstaligen die in de Rand leven, maar dat is niet de kern van de discussie

Er zijn nog signalen in die richting, maar die vallen moeilijker te bewijzen. In mijn essay “Brussels, part of the solution?” (23.01.2008) verdedig ik de stelling dat de Franstalige Brusselaars hun oorspronkelijk plan, de aanhechting van België bij Frankrijk zagen mislukken, en daarom op een plan-B overgeschakeld zijn: de organisatie van een zo groot mogelijke afhankelijkheid van Frankrijk, in afwachting van een politiek feit dat de oude droom weer nieuw leven kan inblazen.

De aanwijzingen dat de Brusselse Franstaligen zich in feite als “second hand French” beschouwen en maar wat graag een of andere samenwerking met Frankrijk op poten zouden zetten “en attendant” zijn legio. Vooreerst is het zo dat onze gehele economie al sinds de jaren tachtig (of de opstart van het federalisme -1980/1988) uitverkocht wordt aan Frankrijk. De opdoeking van Royale Belge in de Franse AXA-groep in 1985, de uitverkoop van de Société Générale richting het Franse Suez in 1988, de economisch onbegrijpbare sluiting van het winstgevende Renault Vilvoorde in 1997, de overname van de GIB-groep door Carrefour in 2000, de verovering van Electrabel en de recente aankoop van Fortis, het lijstje wordt ellenlang.

Verder zijn er ook politieke initiatieven in die richting. In maart 2008 liep hier nog een Bretoense burgemeester verloren, de heer Guégan, die samen met de Serviër Dobrica Milovanovic op 'fact finding mission' gestuurd was door het Congres van de lokale besturen van de Raad van Europa. Gedurende twee dagen “onderzochten” ze de niet-benoeming van de burgemeesters van Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem. In 23 maart van datzelfde jaar kwam er dan een “veroordeling” door de VN ivm de Vlaamse Wooncode. Het was een initiatief van slechts een klein comiteetje (Committee on the Elimination of Racial Discrimination (CERD) van de VN, maar werd dit internationaal voorgesteld als een rapport van de VN tegen Vlaanderen. En op 18 mei 2008 schrijft Steven Erlanger, redacteur van de Engelstalige krant The International Herald Tribune dat het beleid in de Vlaamse rand een vorm van “non-violent fascicm” is. Erlanger is Franstalig. De krant wordt uitgegeven in Parijs.

De geconcerteerde één-tweetjes met allerlei internationale instellingen, de tendentieuze berichtgeving over Vlaanderen in de internationale pers, de delegaties van neutrale gezanten, het kan niet op. Er is geen land ter wereld dat zoveel aandacht krijgt van Frankrijk als België. De samenwerkingsovereenkomst l'Eurométropole Lille-Tournai-Courtrai lijkt mij het nieuwste politieke wapen te zijn in deze veroveringsstrijd. Geen subtielere politiek dan cultuurpolitiek. Een naïef glimlachende Stefaan De Clerck, het is hoogst onrustwekkend. Noem mij een paranoïcus, ik vertrouw het voor geen haar.

De Franstaligen in België kiezen dus eieren voor hun geld. Men weet dat het schip al aan het zinken is, en koortsachtig is men op zoek naar de beste exit-optie. Het is mijn stelling dat Franstalig België meer bezig is met het voorbereiden van het einde van België dan wij. En dat terwijl wij in Vlaanderen nog steeds geloven dat België ook deze crisis wel zal overleven.

Welke conclusies moeten wij nu trekken voor onze houding tegenover Brussel in het algemeen en het plan-Crols in het bijzonder? Lijkt het verstandig om een intellectuele beweging van mensen die zich Brusselaars noemen (als aanduiding van een nationale identiteit, niet van stadsbewoners, zelfs al beweren ze “postnationalen” te zijn, whatever that may be) hét argument bij uitstek in handen te geven om constitutieve autonomie en de facto onafhankelijkheid op te eisen voor Brussel?

Men is intellectueel vrij ver gevorderd in hun legitimering van de Brusselse onafhankelijkheid, het enige wat men nu nog nodig heeft, is een bindmiddel voor alle Brusselaars waarmee men de boer kan optrekken om aan te tonen dat de gemaakte plannen realistisch zijn. Het zou heel onverstandig zijn om dat bindmiddel, namelijk het collectief verlaten worden door Vlaanderen, op een dienblaadje aan te reiken. Dus, tot nader order: “Vlaanderen laat Brussel niet los.”

Brecht Arnaert, 26 september 2009, GC De Markten.