zondag 31 mei 2009

Les méchants faits ...

Republikeinse vrienden,

Gisteren hoorde ik op een schoolfeest iemand zeggen dat censuur nu toch wel niet meer bestaat. Ik verslikte mij bijna in mijn glas bubbels. U kent mijn mening over De Morgen, onze eigenste Vlaamse Pravda ondertussen al: in De Gedachte verschijnen slechts zelden échte polemieken die naar de kern van een debat gaan. Hoogstens worden meningen uit hetzelfde segment van een ideologie tegenover elkaar geplaatst, zoals twee marxisten die met elkaar debatteren over cultuurpolitiek.

Zo wordt de schijn gewekt van een kwaliteitskrant, die ongeacht de eigen voorkeur, álle meningen aan bod laat komen. Zelden geraakt bij De Morgen echter een fundamenteel afwijkende mening door de filter van de redactie. En opiniestukken van mensen van het Vlaams Belang komen er al helemaal niet in. Tot zover het "open" debat.

Hiermee wil ik geen lans breken voor mijn eigen schrijfsels, die quasi altijd veel te lang zijn, en soms een beetje te zweverig. Maar ik meen dat sommige van de punten die ik op deze blog maak, toch wel fundamentele thema's aanraken. Zo ook mijn kritiek in volgend artikel op het verlenen van eredoctoraten, die ik beschouw als een vorm van politieke recuperatie van intellectueel werk, een techniek die Julien Benda al beschreef in zijn boek "La Trahison Des Clercs", ofwel "het verraad van de intellectuelen".

Zo'n overduidelijk geval van intellectueel verraad vond plaats op woensdag 6 mei aan de Universiteit Gent, bij de uitreiking van een eredoctoraat aan professor Arend Lijphart. Ik was er zelf bij, en kreeg een "stoemp" in mijn zij, omdat ik letterlijk aan het grommen was bij het aanhoren van flagrante leugens, verdraaiingen, halve waarheden en platitudes. Ik geef het toe, ik ben een driftkikker. Liefst had ik geroepen: "Leve de republiek", maar dat is niet altijd even goed voor de gezondheid, zo vertelde mij de weduwe-Lahaut mij nog onlangs.

In onderstaand artikel, dat ik instuurde na een telefoontje met De Morgen die mijn standpunt naar eigen zeggen "een waardevolle bijdrage aan het debat" vond, formuleert enkele kritieken op dat gebeuren én op het "wetenschappelijk" werk van Lijphart. Helaas ligt het na enkele dagen zonder tegenbericht nu waardevol te wezen in een schuif in Groot-Bijgaarden.

Maar niet getreurd: de 21ste eeuw is de eeuw van de burger, die tegenwoordig zijn eigen media heeft. In alle nederigheid publiceer ik dan maar hier mijn stukje, voor de 11 vaste volgers van deze webstek en niet voor de 265.000 lezers van DM. Maar die elf krijgen dan tenminste échte stellingen te horen. Veel leesplezier. Beginnen we een voetbalploeg? Ik ben dan bankzitter.

Beste groeten,

Brecht Arnaert
31/05/2009

==================================================
Les méchants faits …

Op zaterdag 9 mei verscheen in DM een herwerkte versie van de toespraak van Arend Lijphart, uitgesproken bij de toekenning van zijn eredoctoraat aan de Universiteit Gent. In het artikel laat Lijphart een positief geluid horen. Het is helemaal niet zo erg gesteld met België: “De democratie hier is niet probleemloos, maar de handhaving van een democratisch stelsel, al dan niet in de huidige vorm, loopt geen ernstig gevaar”

Dat het verlenen van eredoctoraten aan Vlaamse universiteiten al lang geen referentie meer is voor uitzonderlijke verdiensten van de gelauwerden is al langer bekend. Zo kreeg Kroonprins Filip in 2002 een eredoctoraat van de KUL omwille van “de waarden die hij belichaamt”. Come again? En laatst viel ook prins Laurent die eer te beurt aan de UGent, volgens rector Paul Van Cauwenberghe omdat hij “symbool staat voor tegendraadsheid”. Of zijn intellectuele capaciteiten echter passen bij de baseline van de universiteit, “Durf Denken”, is nog maar de vraag.

Dergelijke verheffingen in de academische adelstand zijn eerder onschadelijk. Ze zijn zo overduidelijk op niets gebaseerd dat de voorbeeldwaarde ervan quasi nihil is. Ze zijn hoogstens beschamend voor de universiteit zelf, die haar standaarden verlaagt om het establishment ter wille te zijn. Veel erger is het wanneer een autoriteit op het vlak van comparatieve democratische stelsels die eer te beurt valt. Dan moet nauwlettend toegezien worden op het evenwicht tussen het politieke karakter van een publieke waardering en de academische waarde van een levenswerk vol wetenschap. Voor je het weet wordt je als wetenschapper namelijk gerecupereerd voor een bepaald politiek doel.

Dat zal Lijphart worst wezen. Zonder blikken of blozen aanvaardt hij een eredoctoraat dat alleen al door zijn timing overduidelijk niet bedoeld is om zijn werk te waarderen, maar wel om de zieltogende legitimering van het Belgisch staatsproject een duwtje in de rug te geven. Een gerenommeerd wetenschapper die onomwonden stelt dat het met België wel goed komt, en een hele universiteit die zich achter dat idee schaart; het misleidend dividend hiervan kan nauwelijks onderschat worden. Lijphart weet dat. Julien Benda draait zich – voor de zoveelste keer – om in zijn graf. Ligt ie weer goed, zullen we dan maar denken.

Dat Lijphart zijn wetenschappelijk werk via een eredoctoraat laat recupereren voor een politiek doel is zijn persoonlijke keuze. Daar is eigenlijk op zich niets fout mee, als men er maar van overtuigd is dat dat doel in de lijn ligt van de eigen intellectuele inzichten. Lijphart gaat echter veel verder dan dat.

Arend Lijphart is een gerespecteerd professor op het vlak van de studie van democratische stelsels. In zijn boek "Patterns of democracy" uit 1999 analyseert hij 36 landen en classificeert ze volgens een continuüm met twee uiteinden: de consensusdemocratie waar alles in overleg wordt beslist, en de meerderheidsdemocratie, waar een gewone democratische meerderheid geldige beslissingen neemt, zonder veel rekening te houden met minderheden. Vanuit die studie heeft Lijphart heel wat gezag opgebouwd in de politicologische wereld. Die autoriteit misbruikt hij echter om België uit de wind te zetten.

Hoe gaat Lijphart te werk? Hij stelt zich de oprechte vraag: “In dat opzicht vormt België dus wel een uitzondering. Maar wil dat zeggen dat de theorie van consensusdemocratie gedeeltelijk onjuist is?”. Die vraag is ontwapenend, omdat Lijphart zijn eigen theorie hier in een kwetsbare positie brengt, wat vertrouwen wekt en elke verdenking van vooringenomenheid wegneemt. Maar dat vertrouwen wordt misbruikt door het toepassen van een slinkse, aloude academische truc. Hij beantwoordt zijn eigen vraag in andere categorieën dan diegene waarin ze gesteld is: “Toch is België geen uitzonderingsgeval voor de pacificatietheorie.”

Pacificatietheorie? Heb ik iets gemist tussen vraag en besluit? De vraag was of België paste in het model van de consensusdemocratie. Met de introductie van dit nieuw begrip ontwijkt Lijphart de intellectuele keuze die hij had moeten maken: ofwel past België binnen zijn theorie, ofwel niet. In plaats daarvan introduceert hij een nieuwe term om mist te spuien.

Laat er geen misverstand over bestaan. Het is geen schande als wetenschapper je theorie te moeten aanpassen. Integendeel, het is de vooruitgang van de wetenschap. Soms zijn de feitelijkheden zo sterk, dat een theorie niet langer houdbaar blijft. Marc Bloch schreef het al in 1941: “Les méchants faits détruisent les belles theories.”

Maar je eigen levenswerk te grabbel gooien om één duidelijk ondemocratisch geval goed te praten als een “lichtend voorbeeld”, is vanuit academisch oogpunt onvergefelijk. Nederland, Zwitserland en Oostenrijk zijn dan de theoretische dummies van dienst om het “model” van de pacificatiedemocratie mee op te vullen. Die landen doorstaan echter in niets de vergelijking met het democratisch deficit dat ons hier in België dagelijks om de oren slaat.

De term pacificatiedemocratie is een prachtig voorbeeld van wat Orwell beschreef als Newspeak, de kunst van het establishment om woorden te vinden die het omgekeerde zijn van wat ze bedoelen. De spelregels van het ‘model’ zijn alvast niet om warme democratische gevoelens bij te krijgen: “het vertrouwelijk onderhandelen in besloten kring, het verzakelijken of ontideologiseren van politieke problemen, de inzet om bereikte akkoorden door de achterban te doen goedkeuren en de waardering van compromissen als een goede in plaats van een kwade zaak.”

Het “ontideologiseren” van de politiek is zoveel als het uitschakelen van het politieke karakter van een besluitvorming en dus niets ten gronde beslissen, de achterban een akkoord “doen goedkeuren” ruikt naar goeie ouwe syndicale dwang, en de waarde van compromissen beoordelen lijkt mij eerder iets dat geval per geval beken moet worden. Compromissen per definitie als “een goede zaak” opleggen is totalitair. Alles wat dus pacificeert, is ondemocratisch. En het is net die “pacificatiedemocratie” waar Vlaanderen zich stilaan aan ontworstelt. Lijphart bevestigt: “De belangrijkste verandering is dat de politieke elite zich steeds minder is gaan houden aan de fundamentele spelregels”.

De conclusie is dus dat hoe verder we van dat “model” weg geraken, hoe democratischer ons land kan worden. De enige hoop die we hebben is dat onze Vlaamse politici inderdaad niet meer bereid zullen zijn het politieke spel te spelen via Belgische spelregels die op zich al geen democratie toelaten. In geen enkel ander land ter wereld heeft een minderheid én alarmbellen én belangenconflicten én een paritaire regering én dubbele meerderheden ter zijner beschikking om de status quo te behouden. In zo’n systeem is geen politiek mogelijk. En dus ook geen democratie.

De theoretische constructie van Lijphart is ondertussen even ingenieus als droevig. Zijn hele carrière is de man bezig geweest met het uitspitten van de tegenstelling tussen meerderheids- en consensusystemen, wat een zeer verdienstelijke bijdrage is geweest aan de politieke wetenschap. Daarvoor verdient hij waardering en respect. Maar wie zijn eigen intellectuele inzichten verloochent om een bepaalde politieke elite ter wille te zijn, verdient pek en veren. Lijphart stelt zich de vraag: “Is België een uitzonderingsgeval?”. De vraag lijkt eerder te zijn: “Wordt voor België geen uitzonderingstheorie bedacht?”

Zelfs de camouflage van zijn ontwijking via het introduceren van een extra term is hulpeloos: “Zo'n consensussysteem is in de praktijk ongeveer gelijk aan de pacificatiedemocratie maar is toch enigszins anders gedefinieerd (vooral om de resultaten te kunnen meten).” Lijphart laat de pacificatiedemocratie dus uitschijnen als een louter methodologische variant van de oorspronkelijke theorie, daar waar hij het eerder nog een “model” noemde. Wat is het nu?

De “pacificatiedemocratie” is een contradictio in terminis, de tangens van 90, het kwadraat van de cirkel. Dergelijke intellectuele vervuiling wordt stilaan standaard als het over het Belgische model gaat. Lijphart is slechts de exponent van een hele klasse aan Vlaamse academici die er niet in slagen te zien wat het Belgische probleem werkelijk is: geen kwestie van taal, geen kwestie van geld, maar een kwestie van de democratie zelf.

Maar gelukkig zijn er de troostende woorden: “Falende stelsels worden gekenmerkt door politieke moorden, gewelddadige rellen, en burgeroorlog, zoals Libanon in 1975. Vanuit dat perspectief moet België veeleer een succes dan een mislukking genoemd worden.” Oef. Blij dat we in België leven, de moord op Cools niet te na gesproken.

Brecht Arnaert

Brecht Arnaert is co-auteur van het boek “De Vlaamse Republiek”. Hij schreef deze bijdrage in eigen naam.

vrijdag 29 mei 2009

Het belang van recht

Republikeinse vrienden,

Ik ben er eindelijk eens toegekomen mijn map "Schrijfsels" uit te kuisen, en daar zitten soms artikeltjes tussen die ik volle verontwaardiging schreef, na het lezen van het zoveelste intellectueel lui of laf artikel in DM, maar die op één of andere manier hun weg toch niet naar een publicatie (krant, magazine of blog) gevonden hebben. Omdat ik mijn ei toch ergens kwijt moet, zal ik ze bij deze nu en dan eens op Facebook en via deze blog loslaten. Ik kijk al uit naar jullie reacties.

Onderstaand stukje dateert van juni 2008, toen de Franse burgemeester Guégan België bezocht in het kader van een onderzoek naar de toestanden rond BHV. Het is al een beetje gedateerd dus, maar het legt wel een fundamenteel onderscheid bloot tussen rechten en belangen, iets wat ter wille van het behoud van de Belgische constructie, maar al te graag door elkaar gegooid wordt.

Beste groeten,

Brecht Arnaert
==========================


Het belang van Recht

Sinds het rapport van de Franse burgemeester Guégan staat het vast: Vlaanderen is onverdraagzaam en ondemocratisch. De houding van de Vlaamse overheid inzake de niet-benoeming van de drie weerspannige burgemeesters schendt de rechten van de Franstaligen in Vlaanderen. Dat is althans het officiële Franstalige discours dat steeds gehanteerd wordt. Alle aanmoedigingen van Minister Keulen ten spijt, zoals het advies aan de burgemeesters om alle wettelijke middelen tegen zijn beslissing uit te putten, blijft men afwijzen: “De Raad van State kan geen soelaas brengen, dit is immers een politieke kwestie”, aldus de drie burgemeesters.

Deze uitspraak is van een nauwelijks te overschatten belang. Ze legt immers “het” Belgisch probleem tot op het bot bloot. Dat probleem is in essentie geen kwestie van geld, noch een van talige aard. De moeder van alle Belgische problemen is het fundamenteel democratisch vraagstuk van de verhouding tussen de rechten van meerderheden en minderheden. Hoe zorg je er namelijk voor dat de rechten van een minderheid beschermd worden tegen de dictatuur van de meerderheid? En hoe zorg je er tegelijk voor dat een minderheid vanuit die rechten het democratisch proces niet kan blokkeren?

Dit vraagstuk is zo danig fundamenteel, dat er zelfs geen consensus bestaat over de zinnigheid van de vraag op zich. Immers, voor wie de democratische regels van de meerderheid strikt wiskundig toepast, is zelfs de vraag irrelevant: de meerderheid, dat is de helft plus één, beslist. De minderheid moet zich hier maar bij neerleggen. De werkelijkheid zit natuurlijk ietwat complexer in elkaar dan dat. Indien het werkelijk zo eenvoudig was, dan zou het Belgisch model zeer voorspelbaar zijn. Het zou erop neerkomen dat de Vlamingen met hun meerderheid alle beslissingen zelf kunnen nemen, en de Waalse volksvertegenwoordigers een eeuwig ticket op de oppositie zouden krijgen. De uitkomst van bijna elke beslissing zou dan op voorhand bekend zijn. Democratie zou aldus eigenlijk zelfs geen menselijke tussenkomst meer vereisen, maar tot een wiskundige formule herleid kunnen worden, die enkel een input behoeft die dan volgens geijkte wetmatigheden een output levert.

Maar democratie is natuurlijk meer dan dat. Het is in de eerste plaats een waarde en dan pas een techniek. Meer nog, de loutere invulling van democratie als techniek is zelfs gevaarlijk en komt in de praktijk neer op de dictatuur van de meerderheid. Want wat als die meerderheid bijvoorbeeld democratisch beslist dat het katholicisme staatsgodsdienst moet worden en alle moslims vervolgd moeten worden? Of wat als men democratisch beslist de privacy af te schaffen? Of erger nog: wat als men democratisch beslist de democratie af te schaffen? Vanuit de wiskundige, technische interpretatie van democratie zou dat perfect verdedigbaar zijn.

Er moet dus buiten de democratische techniek om ook nog steeds gestreefd worden naar de waarde ervan. Al bij de stichting van de Verenigde Staten van Amerika in 1776 had was men zich hiervan bewust. Na de "Declaration of Independence" werd in 1787 "The Constitution of the United States" aangenomen, maar niet voordat de tegenstanders onder leiding van Jefferson meteen ook tien amendementen konden laten goedkeuren, die later bekend werden als "The Bill of Rights". Burgerrechten dus.

Deze amendementen werden geëist als "countervailing power" voor een al te dominante grondwet, die louter de democratische spelregels vastlegt, maar geen uitspraak doet over de rechten van de burger an sich. Met die amendementen, vastgelegd in een aparte tekst, werd de burger beschermd tegen het mogelijk democratisch geweld van de meerderheid. De burger is kan dan wel onderhevig zijn aan haar beslissingen, maar dat neemt niet weg dat die beslissingen de grondrechten moeten respecteren. De rechterlijke macht is daar de bewaker van.

In die discussie neemt het Belgisch model een beetje een aparte plaats in. Terwijl elke Belg zijn burgerrechten kan terugvinden in Titel II van onze Grondwet, bleek deze verankering bij de federalisering van België nog niet voldoende. De perceptie ontstond dat de rechten van de minderheid in dit land daarnaast ook nog eens moesten verankerd worden in eigen instellingen. De Gemeenschappen en Gewesten zouden naast die verankering van individuele rechten nog voor een bijkomende collectieve waarborg van die rechten zorgen.

En daar is het misgelopen: er is een totale begripsverwarring ontstaan tussen rechten en belangen, tussen legaliteit en opportuniteit. De splitsing van BHV bijvoorbeeld schendt geen enkel recht van de Franstalige minderheid in Vlaanderen, maar wel haar belangen. Dat is een belangrijke nuance. In tegenstelling tot wat Reynebeau schrijft, worden de Franstaligen met het splitsen van BHV niet ontzet uit hun recht tot politieke expressie. Christian Van Eycken, die voor Union Francophone in het Vlaams Parlement zetelt, is daar het levende bewijs van. Wat de Brusselse Franstaligen echter wel ontzegd wordt is het nastreven van hun eigen electoraal belang om Franstalige stemmen te kunnen blijven ronselen in de Vlaamse Rand. En dat is niet eens erg. Dat is politiek.

Het behoort namelijk tot de essentie van politiek dat belangen geschaad worden. Politiek zou je zelfs kunnen omschrijven als het geciviliseerd schaden van belangen binnen een wettelijk kader. Elke maatschappelijke groep probeert immers steeds zoveel mogelijk van zijn eigen ideologisch project te realiseren, tegen andere projecten in. En zolang dat daarbij geen burgerrechten geschonden worden is daar ook niets mis mee. Het feit dat er dissensus kan bestaan binnen een kader van een aantal overeengekomen grondafspraken, zoals de zekerheid dat de regerende partij de mening van de andere niet zal onderdrukken, is net het wezen van democratie.

Maar in België werd de individuele vrijwaring van die burgerrechten vermengd met de vrijwaring van de collectieve belangen van een minderheid. Terwijl burgerrechten an sich geen aanspraak maken op de manier waarop de staat ingericht wordt, zijn het wel degelijk belangen die er haar constituerende elementen van zijn. Bekijken we in deze optiek onze grondwet, dan kunnen we niet anders dan vaststellen dat naast een verzekering van de grondrechten voor alle Belgen, ook de belangen van de Franstalige minderheid van dit land erin verankerd zijn. Alarmbelpocedures, belangenconflicten, dubbele meerderheden, zeven parlementen, drie hoofdstedelijke comissies en een paritaire regering, het zijn allemaal geen juridische, maar politieke instrumenten.

De vraag stelt zich stilaan hoe een democratische meerderheid überhaupt nog kan functioneren in een staatsstructuur waarin niet louter de rechten, maar ook de belangen van de minderheid geïnstitutionaliseerd zijn. Hoe is politiek dan nog mogelijk? Hoe kan ónze politieke expressie dan nog ruimte vinden? Het wordt hoe langer hoe meer duidelijk België eigenlijk een pervertering is van de democratie. Onder het mom van de bescherming van de minderheidsrechten, laten wij toe dat de belangen van de meerderheid geblokkeerd worden, zelfs al wordt daarmee geen enkel basisrecht geschonden. Hoe duidelijker dat wordt, hoe sneller België zijn legitimiteit verliest.

België zal daarmee een unicum vestigen. Het zal het enige land in de geschiedenis worden dat niet uit elkaar is gevallen door de schending van de rechten van haar minderheid, die daardoor haar onafhankelijkheid opeist, maar door de blokkering van de belangen van haar meerderheid, die er zelf de stekker uittrekt. De wereld op zijn kop. België ten top.

Brecht Arnaert