donderdag 7 april 2011

Hysterie om een lijk

Naar aanleiding van de uitspraken van Vic Van Aelst omtrent de positie van het Frans als onderwijstaal in Vlaanderen, hebben we de voorbije dagen weer staaltjes van Belgicistische hysterie gezien. Van Aelst werd afgeschilderd als een halve cultuurbarbaar, terwijl een eenvoudige toepassing van de regels van de reciprociteit op zich al genoeg is om hem in zijn claim te volgen: Franstaligen vertikken het zelf om Nederlands "met goesting" te leren, waarom zouden wij het dan doen, nog los van het argument dat de rol van het Frans in de wereld stukken kleiner is dan het Engels?

De reden van die hysterie is natuurlijk dat het blijven leren van Frans in Vlaanderen een belangrijk symbool is voor zij die nog geloven in een "Belgisch" gevoel. Vlamingen die geen Frans meer willen leren, dat moet wel het einde zijn van het Belgisch verhaal. Belgicistisch-links staat al klaar met de "zie je wel"-vinger: "Vlaanderen plooit zich terug op zichzelf". Geeuw. Wat is dat dan, zichzelf? En waar waren we dan vroeger wel toe "uitgeplooid"? Een paar korte gedachten over identiteit en waarden.

Vooreerst dit: identiteit is niet digitaal, maar contextueel. Niemand is 100 % Vlaming en enkel Vlaming, net zoals niemand 100 % Europees, en enkel Europees is: als ik kijk naar Wallonië, dan voel ik me Vlaming. Als ik kijk naar de revoluties in het Midden-Oosten, dan voel ik me Europeaan. Als ik kijk naar Antwerpenaars, dan voel ik me West-Vlaming. En mocht er leven op Mars zijn, dan zou ik me “Aardbewoner” voelen.

Identiteit is dus contextueel. Men is wat men is, maar in relatie tot anderen worden bepaalde aspecten belangrijker, zonder dat al die andere aspecten daarom verdwijnen. In een politieke context wordt onze identiteit gedefinieerd door diegene waarmee we een machtsrelatie hebben. De pion op het schaakbord krijgt pas betekenis in relatie tot de koning: de identiteit van beiden wordt vrijwel exclusief gedefinieerd door hun hiërarchie. Een mens is natuurlijk meer. Het schaakspel is dan ook slechts de abstractie van één identiteit: de politieke.

Maar het is wel dat aspect van onze identiteit dat alle andere aspecten mogelijk maakt. Zij die dus claimen dat het Vlaams-nationalisme de identiteit van mensen probeert te verengen tot hun politieke identiteit, miskennen het evidente feit dat de niet-politieke aspecten van de identiteit pas ruimte kunnen krijgen als de politieke identiteit geconsolideerd is. Want hoe vrij zijn al die andere identiteitsaspecten als je weet dat het instituut België op haast totalitaire wijze in elk aspect van het private leven tussenkomt?

De claim dat we “zoveel meer zijn dan enkel maar Vlaming” is dan ook pathetisch: men kan niet veel meer zijn, zolang we niet volgens onze eigen inzichten de polis mogen inrichten. Depolitisering is net het doel van gemeenschapsvorming: door het delen van waarden de machtsuitoefening over elkaar minimaliseren. Waarom zou ik immers nog macht willen uitoefenen op iemand die uit vrije wil mijn waarden al deelt? Een natie is een morele unie.

De Vlaamse identiteit zal dus pas gedepolitiseerd worden als het Belgisch waardenconflict opgelost is. Want daar gaat het over: waarden. Terwijl in metafysische termen we niet kiezen wie we zijn (lichaamsbouw, intelligentie), kunnen we in politieke termen wel kiezen hoe we willen samenleven. En daarover bestaat in België niet de minste politieke overeenstemming. In dit conflict wordt dus het politiek aspect van onze identiteit op de proef gesteld: wat zijn onze waarden? En hoe gaan we onze individuele voorkeuren harmoniseren met elkaar? Kortom: hoe gaan we samenleven? Zonder waarden geen politiek. En zonder politiek geen polis.

“Het” Belgisch probleem is dan ook pas in de laatste plaats een cultureel probleem. Het is een moreel probleem: “de” Belgische waarden bestaan niet meer. Er is niets meer om het samenleven aan op te hangen. Er is enkel de totale leegte, het morele vacuüm. Dat vacuüm is ontstaan met de democratisering van het land. Zolang het cijnskiesrecht in tact was, en dus enkel de “haute bourgeoisie” kon gaan stemmen, waren er geen politiek-identitaire problemen. Vanaf de invoering van het AMS echter, begonnen politieke identiteiten die tot dan toe niet aan bod kwamen opgeld te maken. Deelden de Vlamingen de premisse wel dat een individu beschaafd moest worden in de Franse cultuur? Wat vroeger een evidentie was, was dat voortaan niet meer.

In psychologische termen verkeert de Belgische politieke identiteit sindsdien in een permanente neurose. De ogenschijnlijk vibrerende Belgitude is slechts een manische uiting daarvan. De vele Belgicistische artiesten die luid schreeuwen dat ze Belg zijn, kunnen niet eens definiëren wat dat is, Belg zijn. Dat vinden ze trouwens geen probleem: ze claimen geen waarden te hebben. Maar toch zouden toch nog genoeg morele houvast vinden om het Vlaams-nationalisme te veroordelen? Laat me niet lachen: morele verontwaardiging is de traditionele klederdracht van zij die hun intellectuele naaktheid moeten verbergen.

De neuros heeft nu lang genoeg geduurd. We zijn op een punt aangekomen waarop we een keuze moeten maken tussen die leegte en de eros: de wil om zelfstandig en in kracht te leven. Kiezen wij voor het Belgische moreel vacuüm en de bijhorende machtsstrijd over de invulling daarvan? Of kiezen we voor een nieuwe waardengemeenschap, waarin het politieke aspect van onze identiteit terug tot haar normale proporties kan teruggebracht worden?

Want het klopt: deze politieke strijd verengt onze identiteit enorm, en dat is echt afstompend. Wie is de vele nietszeggende krantenartikels over de politieke situatie nu nog nìet beu? Maar we moeten erdoor, willen we die andere aspecten ook beleven. Ook ik ben het meer dan beu om mijn identiteit constant in politieke termen te moeten definiëren, maar ik kan niet anders: België frustreert mijn waardenpatroon dagelijks. Terwijl er heel wat Walen zijn waar ik mij op individuele basis mee zou kunnen identificeren (trappistenliefhebbers, niet-rokers, filosofie-minded people) is mijn politieke relatie met hen anders, in die zin dat zij deel uitmaken van een gemeenschap die tegen de waarden van mijn gemeenschap ingaan.

Het is natuurlijk wat kort door de bocht om zomaar te spreken van “de” Vlaamse waarden. De waarheid is dat zo’n waardenonderzoek nog nooit heeft plaats gevonden. We hebben onze eigen poppetjes in het Vlaams Parlement, maar au fond is er nooit een morele breuk geweest met het Belgisch moreel kader. Met veel poeha werd het Vlaams Parlement in 1996 geopend, en de glazen koepel die boven het halfrond geconstrueerd werd stond symbool voor “openheid”. Maar openheid naar wat? Onder de Vlaamse koepel heerst dezelfde Belgische neurose: wat is onze politieke identiteit?

Waarom willen wij een ander politiek systeem? Hebben wij bij de regionalisering eigenlijk ooit onze eigen politieke premissen geëxpliciteerd? Of importeerden wij stilaan gewoon de Belgische ziektes? Ik vermoed het laatste: de “V” van Vlaanderen staat in mijn ogen voorlopig nog niet voor meer vrijheid. Ik zie enkel de “V” van Vlarem. Wat we zelf doen, hebben we dus vooralsnog niet fundamenteel anders gedaan.

Zowel de Vlaamsgezinde als Belgicistische intellectuelen staan dus voor een gelijkaardige opdracht. Wie zich Belg “voelt” moet mij eens uitleggen wat dat is, dat Belgisch gevoel. Cultureel kan ik me daar wel iets bij voorstellen: frieten en chocolade. Maar daarmee bouw je nog geen samenleving op. Hetzelfde geldt ook voor wie zich Vlaming “voelt”. Spreek me niet van volkssporten en braderieën: vinken zetten is inderdaad rustgevend, en ja, ik sjoelbak graag. Maar wat zijn nu de waarden waarop we republiek zullen bouwen? Vertel me daar liever eens wat over. België in het klein? Dank u, maar nee bedankt. Ik strijd voor een nieuw land, niet voor oude wijn in nieuwe zakken.

Vlaanderen krijgt nog even respijt voor het niet invullen van deze waarden, want alles is beter dan de sovjetmonarchie waarin ik samen met honderdduizenden andere Vlamingen dagelijks belogen, bedrogen, uitgebuit, beledigd en geculpabiliseerd word omwille van mijn onwil om toe te geven aan de perverse socialistische leugen dat solidariteit een morele plicht, en geen morele optie is.

Maar vroeg of laat moet er een antwoord komen op de vraag wat wij dan in de Republiek fundamenteel anders willen gaan doen. Zoniet, dan zal de sluimerende Belgische neurose ook het Vlaams parlement in zijn greep krijgen, en eindigt alles in dezelfde identitaire en morele beerput als degene waar we net uit willen kruipen. Er bestaan universele politieke waarden: Locke en Jefferson hebben er al een glimp van opgevangen. Het wordt tijd dat Vlaanderen zijn eigen Founding Fathers naar voren schuift om dat werk verder te zetten.

Ondertussen kan ik enkel maar vaststellen dat de reacties op de uitspraken van Vic Van Aelst buiten alle proportie zijn. Men is geschrokken van het lijk in de kamer, maar het lag al die tijd al te rotten op het tapijt. Men kon de lijkgeur tot nog toe negeren door zich vast te klampen aan symbolen zoals het Frans als tweede taal op school, maar Vic Van Aelst haalde de neusknijper weg. Vandaar de hysterie.

Proficiat aan Vic Van Aelst om de dingen te zeggen zoals ze zijn: de Belgische identiteit in politieke termen is al jaren dood. Ze moet enkel nog begraven worden. Ik verlang naar de dag waarop ik vrij zal kunnen ademen, en de geur van het rottend politiek kadaver niet meer dagelijks in mijn neus zal moeten verdragen.

Brecht Arnaert