donderdag 12 april 2007

Di Rupo premier! Een democratisch pleidooi tegen het cordon sanitaire

Op 8 oktober 2006 hebben in ons land de gemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden. Deze verkiezingen zijn alvast een oefening geweest voor de federale verkiezingen van 10 juni 2007, waarbij de strijd om de zetel van de premier waarschijnlijk zal gestreden worden tussen Yves Leterme en Guy Verhofstadt. Maar in feite heeft dat geen enkel belang, want slechts één man weet met mathematische zekerheid dat hij de echte premier van België is en zal blijven, wat de uitslag ook is: Elio Di Rupo.

Hoe dit mogelijk is? Sinds Zwarte Zondag, de verkiezingsdag van 24 november 1991 waarop het Vlaams Belang een groot aantal zetels behaalde, geldt in Vlaanderen zowel als op het federale niveau het ‘Cordon Sanitaire’, een maatregel die stelt dat geen enkele politieke partij een meerderheid zal vormen met het Vlaams Belang, het toenmalige Vlaams Blok. Tot op heden, meer dan vijftien jaar na datum is deze afspraak nog altijd brandend actueel, niet in het minst omdat het Cordon Sanitaire na zoveel jaar niet blijkt te werken. Er is de schamele overwinning in Antwerpen, groots gevierd, maar eigenlijk inderdaad een Pyrrusoverwinning: slechts in twee districten taande de macht van het Belang, terwijl overal in het Vlaamse land de partij ettelijke procenten wint, zelfs in landelijke gemeentes.

Met elke verkiezing waar het Vlaams Belang groeit, groeit tegelijk ook de vraag of het CS eigenlijk wel een afdoend middel is tegen extreem-rechts. Statistisch in ieder geval al niet: het Vlaams Belang boekte al elf verkiezingen op rij vooruitgang. Men kan zich dus afvragen waarom toch zo volhardend vastgehouden wordt aan een strategie die niet blijkt te werken. Tegenstanders van dit standpunt beweren dat het Cordon Sanitaire wel succesvol is, omdat het Cordon Sanitaire het Vlaams Belang van de macht houdt en tegelijk beweren ze ook dat het wel democratisch is, omdat 75 procent van de politieke partijen samen democratisch beslist hebben om niet samen te werken met het Vlaams Belang. Op zich is dat natuurlijk waar, maar wat als feit blijft is dat het VB groeit en blijft groeien. Politiek gezien kan het Cordon dus misschien werken, maar electoraal werkt het als een rode lap op een stier. "Het probleem VB" wordt er dus niet kleiner door. En toch wordt het CS in de publieke opinie nog steeds verkocht als een heilzaam middel tegen extreem rechts. Indien we de democratie als een bedrijf zouden beschouwen dan kunnen we de opkomst van het VB zien als een daling van 25 % in de verkoop van democratisch gedachtengoed. Elk bedrijf die zo'n groeiende daling vaststelt zou van strategie veranderen, de politiek echter niet.

Als het CS geen effectieve strategie blijkt te zijn om de vooruitgang van het VB te stoppen, maar men blijft er wel aan vasthouden, dan kan het niet anders dan dat de reden om eraan vast te houden een andere is dan die die wordt vooropgesteld. Misschien beoordelen we het succes van het CS dus wel vanuit de verkeerde invalshoek. Misschien werkt de strategie van het CS wél, zij het echter voor andere doelen. Wat zit er achter de ronkende verhalen over de bescherming van de democratie? Gaat het niet zoals zo vaak om platte partijpolitiek? Wat zijn de bedoelde of onbedoelde neveneffecten van het CS op de zogenaamd “democratische partijen” en wie heeft daar baat bij? Welke partijpolitieke gevolgen heeft bijvoorbeeld het uitsluiten van meer dan één miljoen kiezers bij het vormen van een regering? Hoe vervormt dit de normale krachtverhoudingen in ons federaal staatsbestel? En welke gevolgen heeft dit voor de macht van partijen die zonder het CS niet noodzakelijk zouden zijn om een meerderheid te vormen? Wat met het effect van het CS op de democratie zelf? Welke democratische controle is er nog op de regering, als het grootste stuk van de parlementaire oppositie a priori genegeerd wordt? Welke effecten heeft dit op de uitvoerende macht? Hoe wordt het Vlaams Belang hiervan sterker?

Nog fundamenteler is de vraag vanuit welke democratische analyse men vertrekt om het Cordon Sanitaire vol te houden? Hoe kan men het beschermen van de vrije meningsuiting rijmen met het uitsluiten van een mening die democratisch vertegenwoordigd is in het parlement? Gaat de democratie dan niet in tegen haar eigen principes? Van welke premissen vertrekt men bijvoorbeeld om te stellen dat de democratie in gevaar is als het Vlaams Belang aan de macht zou deelnemen? Hoe stabiel zijn deze premissen in het licht van een doorgedreven analyse over de essentie van democratie? Zou het niet kunnen dat zelfs een vermeende ondemocratische partij op haar manier meewerkt aan het democratisch proces? Moeten we de democratie beschermen tegen dergelijke partijen? Of is elke vorm van bescherming gekleurd? Welke strategie moeten we tenslotte bewandelen om de democratie ten volle te laten spelen? Wat moet groter zijn? Onze angst voor het Belang of ons geloof in de democratie? Een vraag met interessante conclusies …

Hogere wiskunde

Voor alle duidelijkheid: dit is geen schotschrift tegen Elio Di Rupo, maar tegen het moedwillig verzwijgen van een paradox in de Belgische politiek. Die paradox is simpel, maar goed verhuld: terwijl het Cordon Sanitaire de democratie zou moeten beschermen, beschermt ze in wezen de belangen van slechts één partij. Die partij is de PS van Elio Di Rupo, tegelijk Waals Minister-president, voorzitter van zijn partij en een tijdlang ook burgemeester van Bergen. In feite zou hij eigenlijk ook nog de titel van “schaduwpremier” mogen krijgen, want in realiteit beslist hij over het doen en laten van de premier in sleuteldossiers. Hoe dit mogelijk is? Heel eenvoudig: het cordon sanitaire houdt niet het Vlaams Belang in de tang, maar de democratische Vlamingen zelf. Immers, door het Vlaams Belang bij voorbaat al uit te sluiten als regeringspartner, bestaat de mogelijkheid niet meer om zonder de PS een alternatieve regering te vormen. Dit zijn geen losse beweringen. Neemt u zelf maar eens de proef op de som. U hebt in totaal 76 zetels nodig en u moet een federale regering vormen waarin noch de PS, noch het Vlaams Belang zetelt.

Het lukt u wiskundig gezien wel, ook zonder de PS en het Vlaams Belang (en “politiek correct” gezien dan ook nog het FN) zijn er nog 106 zetels over, waarmee dus perfect een meerderheid van 76 zetels gevormd kan worden, maar politiek gezien is het een onmogelijkheid. Vertrekken we van de drie grootste partijen om een regering mee te bouwen, (PS, MR en VLD) dan zijn er slechts drie zetels te kort om een meerderheid te vormen, wat interessante maar weinig stabiele mogelijkheden oplevert. In feite zou men aan Ecolo met zijn vier zetels al genoeg hebben, maar dat is strategisch gezien geen goede zaak. Bij elke beslissing van de drie andere meerderheidspartijen zou zij immers het laatste woord hebben, waardoor zij het sluitstuk zou worden van de federale regering en dus proportioneel over teveel macht zou beschikken. De CDH is met haar zeven zetels in deze situatie al een betere keuze, maar het is nog maar de vraag of die in een regering wil stappen waar rood en blauw de hoofdtoon voert. Ook een te grote partner zoals CD&V zou geen verstandige keuze zijn, omdat men dan teveel rekening moet houden met een partij waarvan eigenlijk maar drie zetels essentieel zijn. Bovendien zou deze partij dit zelf niet aandurven, omdat dit intern voor polarisatie zou zorgen: drie mandatarissen binnen de eigen rangen kunnen immers het verschil maken, en dit als dreigement gebruiken voor interne kwesties.

De beste oplossing zou nog zijn om twee kleine partijen mee in de boot te nemen, zodat geen van beide essentieel is om een beslissing te nemen. Zo zouden CDH en Ecolo samen 11 zetels meebrengen, 8 meer dan nodig en bovendien zouden het twee partners zijn die gemakkelijk tegen elkaar uit te spelen zijn. Slechts als zij samen het been zouden stijf houden, zouden ze de drie andere partijen het hoofd kunnen bieden, anders zijn ze de speelbal van de federale politiek. Maar zover komt het niet eens. De druk op deze partijen op andere beleidsniveaus zou zo opgevoerd worden dat het sop de bonen niet meer waard is. En het is twijfelachtig of de Franstaligen in dit model met 36 zetels op een totaal van 84 überhaupt in zo'n minderheid zouden willen deelnemen. De opmerkzame lezer zal vragen waarom hier zo sterk de nadruk gelegd wordt op de PS terwijl de MR met zijn 25 zetels minstens zo machtig kan zijn. Dit is echter niet het geval, omdat de PS vooral lokaal sterk staat. De gecombineerde som van hun macht op lokaal, regionaal en federaal vlak is vele malen groter dan die van de MR. De PS is dus mathematisch wel uit te sluiten, maar politiek gezien kan men niet rond deze partij. Geen enkele meerderheidsconfiguratie zou immers stabiel genoeg zijn om zonder de PS te regeren. De PS is dus onmisbaar om een federale regering te vormen. “Incontournable” heet dit aan de andere kant van de taalgrens.

De grootste Belg

Het Cordon Sanitaire heeft op zijn minst dus al één nefast effect: terwijl het de democratie zou moeten beschermen tegen de ondemocratische ingesteldheid van één partij, levert ze net de alleenheerschappij van een andere partij op: de PS van Elio di Rupo. Dat maakt dat deze partij zich in een vrijbuiterspositie bevindt. Hierdoor kan men zich een arrogantie veroorloven waar geen kruid tegen gewassen is. Zo treedt Wallonië geregeld niet enkel federale wetten met de voeten, maar houdt ze op de koop toe ook de perceptie hoog dat de Vlamingen hen onderdrukken, separatisten zijn en niet in staat tot solidariteit. De Vlamingen zijn de slechtste Belgen. Dat dit intellectueel frauduleus is, hoeft geen betoog, maar toch laat de Vlaamse publieke opinie zich in het defensief dringen door deze tactiek. Nochtans helt de balans net in de andere richting over. Wallonië eigent zich immers heel wat privileges toe die in geen enkel ander federaal land getolereerd zouden worden. Wat bijvoorbeeld te denken van de federale trouw, een essentieel onderdeel in elke federale staatsinrichting? Het feit dat deelstaten zich moeten houden aan federale wetten? In een echt federaal land worden federale wetten scrupuleus toegepast in de elk van de samenstellende landsdelen. Niet zo in België.

Enkele jaren geleden gingen in Vlaanderen honderden tabaksreclames van de muur, maar in Wallonië bestaat er blijkbaar een Brits-Kroatische enclave waar de Belgische wet niet van toepassing is, die luidt naar de naam Francorchamps. Maar dat is niet het enige. Sinds enkele jaren is het in Vlaanderen rustig rijden, omdat nestkastjes tegenwoordig blijkbaar ook kunnen flitsen. Maar ga gerust hardrijden in Henegouwen, de kans dat je daar door een flitspaal gepakt wordt is quasi nihil. En dat terwijl de geïnde verkeersboetes in Vlaanderen op de koop toe nog onevenredig veel in de Waalse politiekassen belandt. Gelijkaardige vaststellingen kan men maken op het gebied van justitie, waar een onbespreekbaar “non” elk Vlaams voorstel inzake de hervorming van het jeugdsanctierecht al jaren in de kiem smoort. In de voorbije jaren is eens te meer gebleken dat een Waalse minderheid een volledige Vlaamse meerderheid kan blokkeren. Terwijl Wallonië zich dus het minst houdt aan de overeengekomen wetten op federaal niveau, lijkt het in de pers dus altijd alsof Vlaanderen België wil opblazen. Wallonië is een staat in de staat aan het worden, daar waar het diezelfde rechten aan Vlaanderen ontzegt.

Bovendien wordt deze federale ontrouw in de Waalse publieke opinie schaamteloos gerechtvaardigd via het ophangen van de leugenachtige perceptie dat Vlaanderen Wallonië onderdrukt: federale wetten zouden gestemd zijn door een Vlaamse meerderheid tegen een Waalse minderheid. Deze legitimering kan dan wel logisch klinken, maar ze is klinkklare nonsens. Het tegendeel is zelfs waar: vier staatsmisvormingen zorgden ervoor dat de Vlaamse meerderheid in het Belgisch model de mond gesnoerd werd door het pariteitsprincipe, dat zegt dat tegenover één Vlaamse stem in de federale regering telkens één Waalse stem staat, zelfs al klopt dit numeriek niet met de werkelijkheid: er zijn zes miljoen Vlamingen en slechts een grote drie miljoen Walen. De arrogantie is dus eindeloos. Daarnaast rijst de vraag ook, weliswaar buiten het bestek van dit artikel, of België dat qua “federatie” eigenlijk maar uit twee constituerende delen bestaat plus een gewest dat chaotisch door de twee overige delen bestuurd wordt (zie Brussel), waar de territoriale grenzen door de verschillende deelstaten nog niet eens erkend worden (zie BHV), waar de eentaligheid van de deelstaten niet erkend wordt (zie faciliteitendiscussies), waar nota bene niet van deelstaten kan gesproken maar hoogstens van een fictieve opdeling in gemeenschappen en gewesten, of dat dat België eigenlijk wel een federatie is? Naar Zwitserse normen zijn wij twee klooiende volkjes die met modder over de taalgrens gooien, en daarbij nog moeten oppassen dat we er elkaars faciliteitengemeenten niet mee raken.

C’est nous ou la crise …

Naast het effect waarbij een partij onmisbaar wordt voor regeringsvorming en dus ook een macht kan laten gelden die niet meer in verhouding staat met haar maatschappelijke relevantie, zijn er nog andere democratisch-deficitaire gevolgen van het Cordon Sanitaire. Zo moeten we vaststellen dat in de laatste decennia een groeiende verzwakking te merken is van het parlement, nochtans onze wetgevende en dus hoogste macht volgens onze constitutie. Die verzwakking is een complex gegeven, dat weliswaar door meerdere factoren wordt beïnvloed, zoals een horizontale verschuiving van de macht naar beslissingscentra buiten het parlement als gevolg van globalisering en een verticale verschuiving van de macht naar hoger gelegen hiërarchische niveaus, zoals het wild om zich heen grijpende Europa. Maar de meest tastbare factor, waar we ook zelf iets aan kunnen doen is het feit dat in het parlement heden ten dage een perverse redenering wordt gevolgd. Die redenering is dat wie kritiek geeft op deze regering als gevaarlijk wordt beschouwd, omdat dit “koren op de molen” zou zijn van het Vlaams Belang. Zo wordt naast het Vlaams Belang zelf, ook de “democratische” oppositie monddood gemaakt. De redenering die erachter zit is de volgende: de meerderheid die het net zo moeilijk had om een coalitie te vormen tegen het Vlaams Belang, moet zoveel mogelijk steun krijgen, ook vanuit de oppositie, zodat het Vlaams Belang binnen de perken gehouden wordt. Deze redenering klinkt dan misschien wel logisch, maar ze is door en door pervers. Door kritiek op de regering voor te stellen als een bedreiging van de democratie, gijzelt men in feite zelf de democratische besluitvorming in functie van het eigen politiek project. Een klein mannetje met een nog kleinere snor beweerde ooit net het zelfde.

De techniek waarbij de democratie als zwak voorgesteld wordt is een beproefd recept waar ook onze politici gretig gebruik van maken. In landen zoals het onze waar de oppositie haar voornaamste taak – to oppose – niet meer naar behoren kan uitvoeren merkt men een wildgroei van de uitvoerende macht. Zo is het bijvoorbeeld algemeen bekend dat het wetgevend proces al lang niet meer gebeurt in de commissies van het parlement, dat is nog slechts een partijtje schaduwboksen, de kern van het beleid wordt gemaakt in het interkabinettenoverleg. Het uitvoerende karakter is soms ver te zoeken. Sinds jaar en dag zijn er meer wetsontwerpen (initiatiefrecht van de minister) dan wetsvoorstellen (initiatiefrecht van de kamer), worden meer en meer programmawetten door de Kamer gesleurd waar geen “MP” met de hand op het hart nog kan van beweren dat hij weet wat erin staat, om dan nog maar te zwijgen over de kwaliteit van de wetteksten zelf, die alleen al juridisch-technisch beneden alle peil is en die heel veel ruimte laat voor de uitvoeringsbesluiten, op te stellen door de desbetreffende minister. Daar waar het parlement de rol van stabilisator zou moeten hebben om al te wispelturige of tendentieuze regeringsbeslissingen af te keuren, zien we nu dat met elke nieuwe minister een compleet nieuw beleid uitgewerkt wordt, dat na vijf jaar terug omslaat in een ander beleid, niet omwille van een gedegen inhoudelijke keuze, maar wel omwille van profileringsdrang van deze of gene minister. Ik vraag me af of dit ooit als oorzaak onderzocht is van de vermeende kloof tussen de burger en de politiek: het feit dat de interpretatie van wetten afhangt van de minister, waardoor wetten zo wispelturig lijken en het vertrouwen van de burger telkens opnieuw geschonden wordt.

Om ter ‘linkst”

De macht van ons parlement verzwakt dus zienderogen en het mechanisme van het Cordon Sanitaire waarbij de meerderheid de minderheid monddood kan maken, is daar een grote factor in. Maar het gaat verder dan het parlement zelf. Ook bij de lokale partij-afdelingen, bij de militanten en sympathisanten, de afficheplakkers en achteraf pintenpakkers is het perverse van het Cordon Sanitaire goed te voelen. Ook in de bredere linkse middens is al geruime tijd de open debatcultuur ver te zoeken. Zelfs overtuigde progressieven walgen van de bekrompenheid van hun eigen partij. Door de verbetenheid van de heksenjacht op wat politiek incorrect is, worden heel wat linkse intellectuelen die zich oprecht afvragen of de traditionele politieke antwoorden nog toereikend zijn, algauw gebrandmerkt als defecte linksen. Uit angst voor de linkse broeder wil iedereen om ter linkst zijn, en dit jammer genoeg vaak in beide betekenissen van het woord. Wie niet de mond vol heeft over globalisering, wereldburgerschap of tolerantie hoort er niet meer bij: je zál pitta lekker vinden. En het geschreeuw uit een minaret IS esthetisch evenwaardig als de zoete tonen van het klokkengelui van een Vlaamse beiaard. Hypocrisie tot de excommunicatie erop volgt. De sociale rechtbank van de politieke correctheid is genadeloos. Noodgedwongen kiest men na verloop van tijd dan ook de andere kant. Dát is de motor van het succes van het Vlaams Belang. Door de politieke correctheid kunnen zelfs linksen niet links meer zijn. Ik breek een lans voor de echte linkse rakker die beweert dat een nieuwkomer in ons land, homo’s en lesbiennes, paters en koorknapen, minnaars en melkboeren, dat al die mensen dezelfde rechten moeten kunnen hebben. Dat is pas een links standpunt. Ik walg echter van linksen die van tolerantie een terreur maken en in het kader van “het” multiculturalisme of “de” solidariteit perfect verdedigbare aanklachten tegen ongeoorloofde uitwassen van deze principes in de kiem smoren.

Narren en slaven

Samenvattend kunnen we dus stellen dat het cordon op zijn minst drie nefaste effecten teweegbrengt in onze democratie. Door het uitsluiten van een partij, maakt een andere partij zich onmisbaar waardoor ze proportioneel een te grote macht verwerft. Door de coalitievorming tegen het Vlaams Belang voor te stellen als het enige democratische alternatief dat zwak is, beschermd moet worden en dus best niet bekritiseerd wordt, maakt men de oppositie monddood, waardoor het parlement verder verzwakt. En door de politieke correctheid die daarbij past, is binnen de meerderheid zelf een heksenjacht aan de gang, waardoor vele oprecht linkse sympathisanten de hypocrisie de rug toe keren en het Vlaams Belang net gevoed wordt. Het is duidelijk dat deze toestand geen lang leven beschoren is. Perversiteit keert zich op termijn immers altijd tegen zichzelf, dat kan ook niet anders: perversie is per definitie zelfdestructief. Eerst draait het relaties om: slaven worden meester, narren worden koning. Dit verstevigt de identiteit van de personages: de nar gedraagt zich meer als koning dan de koning zelf, de slaaf wordt het archetype van de genadeloze meester. Na verloop van tijd echter wordt de identiteitswissel ondraaglijk en valt alles terug in zijn eigen plooi. Perversiteit is dus een oefening in identiteit, maar geen bestendig model: hoogstens een carnavalsnacht vol te houden. Zo ook met het Cordon Sanitaire. Men zou denken dat men met dit model een stabiele strategie ter bestrijding voor het Vlaams Belang gevonden heeft, maar niets is minder waar. Het Cordon Sanitaire is een pervers mechanisme en daarom weeral per definitie niet stabiel. Wie ooit de uitspraak gedaan heeft dat het Cordon Sanitaire de levensverzekering is van links, heeft gelijk, maar slechts op korte termijn. De identiteit van links wordt nu misschien verstevigd in het verenigde anti-Belanggevoel, maar door haar starheid en onwil om te luisteren naar de problemen die het Vlaams Belang aanhaalt, groeit het Vlaams Belang zienderogen en holt het Cordon Sanitaire zichzelf uit. Het staat op springen en eens het gesprongen is, zal links nog tientallen jaren zijn wonden likken.

Vlaggenzwaaiers en kuddedieren

In plaats van het debat met het Vlaams Belang met open vizier aan te gaan, steekt men liever de kop in het zand. Dat is goed te merken aan de standaardverklaring die men geeft voor het succes van het Vlaams Belang. Niet de maatschappij heeft problemen, maar de Vlaams Belang-kiezer. Daar is iets mis mee. Meer nog. Er heerst een soort moreel superioriteitsgevoel van “gewone” kiezers tegenover Vlaams Belang-kiezers. Ik ben van mening dat het belangrijk is de Vlaams-Belang-kiezer en zijn problemen te honoreren, zelfs al is de partij waarvoor hij stemt fundamenteel fascistisch. Eigenlijk kunnen we het nog scherper stellen en zeggen dat het Vlaams Belang, hoe ondemocratisch haar bedoelingen ook zouden kunnen zijn, toch deelneemt aan het democratisch proces. Ook dit is vandaag de dag geen aanvaard uitgangspunt. Vlaams Belang-kiezers worden nog al te vaak voorgesteld als ongeïnteresseerde burgers, mensen met persoonlijke rancune die dit op de samenleving willen wreken of intellectueel oneerlijke mensen, het liefst uit lagere sociale klassen. De gemoedsrust van links wordt hiermee gesust. Maar is het wel zo dat Belangstemmers mensen zijn die nooit genoeg opleiding of opvoeding genoten hebben om ten volle te beseffen wat democratie betekent? Is het wel juist dat mensen die op het Vlaams Belang stemmen allemaal te stigmatiseren zijn als liefhebbers van een autoritair regime in een onafhankelijk Vlaanderen waar elke Vlaming blank is, katholiek en bereid te sterven voor het nieuwe vaderland?

Dit is niet langer vol te houden. Eén miljoen mensen is niet te reduceren tot het type van de politiek ongeïnteresseerde arbeider, noch tot het type van de xenofobe cultuurfundamentalist, noch tot het type van de vlaggenzwaaiende romantische nationalist. Statistisch kan het zelfs niet anders dan dat er op zo’n grote populatie ook rationele intellectuelen bij het kiezerskorps van het Belang zitten, dokters en notarissen, economen en sociologen, professoren, hoger opgeleide bedienden, mensen uit de sociale sector, ja zelfs verplegers en verpleegsters. Dat is haast wetenschappelijk vast te stellen. We moeten de kiezer van het Vlaams Belang dus met andere ogen bekijken, en net als de linkse kiezer voor vol aanzien, als een wakkere burger, iemand die weet waarvoor hij of zij stemt. Succesvolle mensen ook, intelligent, niet meteen wat strookt met ons gangbare beeld van wat zo’n kiezer is: een kuddedier zonder mening dat zich laat paaien door de zoete praatjes van Dewinter & Co. Nee, de Vlaams Belang-stemmer is een democraat.

Daens en de nieuwe dichotomie

Is het voorgaande een gedurfde stellingname? Helemaal niet, maar in deze tijden van politieke correctheid staat dit gelijk met vloeken in de kerk. De zelfverklaarde behoeders van de democratie halen hun moraliserend vingertje al boven. Zij slaan de bal echter volledig mis. Democratie is dan misschien wel een systeem dat ontstaan is uit een bepaalde moraliteit, maar zij doet daarom nog geen uitspraak over de moraliteit van de groepen die eraan deelnemen. Met andere woorden: democratie geeft geen zier om politieke correctheid. Politieke correctheid is een uitvinding van gehaaide politici, die het credo aanhangen dat politiek een strijd is om de invulling van woorden. Al doende heeft dit discours zelfs een eigen woordenschat ontwikkeld. Een stem voor het Belang zou “een weggegooide stem” zijn, een “proteststem”. Dit zijn linguïstische spitsvondigheden die eigenlijk voorbij gaan aan wat democratie is: een systeem om alle meningen te vertegenwoordigen, er een keuze uit te maken en die keuze te laten controleren door opponerende meningen. Een stem is immers nooit weggegooid, want ze levert sowieso iemand macht op. En als er een proteststem moet gegeven worden, is het teken dat er iets is waartegen moet geprotesteerd worden. Vraag maar aan de arbeiders van de jammerlijk gerecupereerde Daens. Zonder proteststemmen hadden we nu nog geen sociale rechten. Weg dus met die Newspeak!

De pogingen gaan echter verder dan het ontwikkelen van een eigen woordenschat. De “democratische” partijen doen immers ook aan een politieke techniek die “framing” heet. Daarbij is het de kunst om een zaak te vinden waar niemand tegen kan zijn, deze zaak te verbinden met de eigen naam en dan te doen alsof alle andere partijen in feite tegen deze zaak zijn. Dit gebeurt bijvoorbeeld met het thema verkeersveiligheid en ook met het woord democratisch. Talrijke politieke partijen willen het niet zelf gezegd hebben, maar zien zich graag betiteld als de “beschermers van de democratie”. Door zichzelf het prefix “democratisch” aan te meten en zich tot “beschermers” van de democratie uit te roepen, zeggen ze impliciet meteen ook dat het Vlaams Belang de “aanvaller” zou zijn van de democratie. Zo ontstaat een nieuwe dichotomie: die van de democraten versus de niet-democraten. Dit is een techniek die niet enkel in ons land gebruikt wordt. In politicologische beschouwingen over Israël spreekt men graag van de duiven en de haviken, om een onderscheid te maken in de gematigde politici en de hardliners, maar men vergeet graag dat de regering van duifje Rabin het leven verwoest heeft van Mordechai Vanunu, de kerntechnicus die beweerde en kon bewijzen dat Israël kernbommen bezat. Het ontlokken van een zwart-wit tegengestelde indeling van het politiek landschap in “democraten” versus “niet-democraten” is een taalkundige val waar we niet mogen in trappen. Wie zei ook al weer dat we op wacht moeten staan bij de taal? Het opleggen van deze nieuwe orde is niet enkel een politiek spel op zich, maar ook intellectueel fout, omdat bij zo’n indeling in democraten en niet-democraten uitgegaan wordt van twee premissen, namelijk één, dat democratie een zwak systeem is dat beschermd moet worden, en twee, dat beschermen bovendien een neutrale bezigheid is. Beide premissen zijn fout.

De democratie moet niet beschermd worden

De zelfverklaarde beschermers van de democratie legitimeren hun activiteiten vanuit de mening dat bescherming van de democratie een noodzaak is, te wijten aan één onvolkomenheid in het systeem: “Wat als de meerderheid beslist de democratie af te schaffen?” Deze paradox wordt voorgesteld als de achillespees van de democratie, de enige inconsequentie, het foutje in het systeem. A convenient truth, want het laat hen toe een rol te spelen als beschermer van deze zwakte. Het tegendeel is echter waar, omdat het hier gaat om een paradox en dus slechts een schijnbare tegenstelling. Een kleine denkoefening bevrijdt ons van alle angsten. Er zijn theoretisch immers twee mogelijkheden wanneer het Vlaams Belang aan de macht zou komen met de bedoeling een autoritair regime in te stellen. Ofwel schaft ze de democratie af op democratische wijze af ofwel niet. Het ene gebeurt via het parlement, het andere via een staatsgreep.

In het eerste geval zijn er twee subkeuzes, maar elke mogelijkheid leidt logisch meteen tot het failliet van het autoritair regime. Indien democratisch beslist wordt de democratie niet af te schaffen, dan is het zelfs simpel: de kous is meteen af; de democratie blijft bestaan. Indien men andersom echter democratisch zou beslissen de democratie wel af te schaffen, dan is het inderdaad mogelijk een autoritair regime te installeren, en dan lijkt het zelfs zo dat de democratie voor altijd verloren is. Maar het prachtige van de zaak is, dat zelfs bij een afschaffing van de democratie op een democratische wijze, de beslissing tot het instellen van een ander systeem volgens háár systeem genomen is. Onvermijdelijk zou de legitimiteit van dit nieuwe regime dus geput moeten worden uit het democratisch systeem zelf. De gedachte dat het regime enkel legitiem is vanuit een democratische beslissing maakt dat dit regime, hoeveel macht het ook zou kunnen ontwikkelen, een deelverzameling blijft binnen het democratisch kader. Dat hebben we in België trouwens ook al meegemaakt, toen tijdens de economische crisis de jaren ’80 premier Martens regeerde met bijzondere volmachten. Hoeveel macht hij toen ook had om wijzigingen door te voeren, hij bleef schatplichtig aan het ruimer kader van de democratie. Autoritaire regimes die buiten het democratisch kader om hun macht willen uitoefenen, kunnen dus niet anders aan de macht komen dan door de macht te grijpen, buiten de democratie om.

Dit is het tweede geval, waarin de zaken iets complexer liggen en het veel langer duurt voor de democratie zich herstelt. Of liever, terug op haar gewenste peil komt. Herstellen veronderstelt dat de democratie “defect” is geweest, maar dat is ze nooit, ze kan alleen soms in heel vreemde gedaanten voorkomen, vooral wanneer we democratie als een techniek zien in plaats van een waarde. En hier kom ik bij de kern van mijn betoog: het is niet omdat een autoritair regime de techniek af zou schaffen die gepaard gaat met de democratische waarde, dat daarom de waarde zelf verdwenen is. In het imaginaire geval van een staatsgreep door het Vlaams Belang, een vorm van machtsverwerving die dus per definitie niet democratisch is, zou het op korte termijn inderdaad lijken alsof de democratie verloren is, maar door het feit alleen al dat de macht gegrepen is en niet verleend, zou ze ongeldig zijn. Steeds zouden mensen opstaan die het ondemocratisch vinden dat een beslissing genomen is zonder dat een meerderheid daarmee akkoord was, hetgeen frustratie en weerstand zou opwekken. Deze mening zou genegeerd, ja zelfs onderdrukt worden want staatsgevaarlijk, maar hoe langer dit zou aanslepen, hoe meer weerstand en frustratie dit zou opwekken, tot op een moment dat het autoritair regime omvergeworpen wordt en de democratie zich opnieuw democratisch installeert. Men kan dus niet buiten de democratie om. Het is alsof je zou ontkennen dat je uit je moeder geboren werd.

Het voorgaande is natuurlijk een theoretische beschouwing die niet op de maat van één mensenleven gemaakt is. Cuba zou je met deze uitleg ook kunnen zien als een land waar de democratie ook niet weg is, maar sluimerend wacht tot Fidel het loodje legt. Hoewel dit theoretisch te verdedigen valt – er zijn immers genoeg clandestiene democratische groeperingen in Cuba actief die effectief dit feit afwachten om actie te ondernemen – is dat op menselijk vlak niet vol te houden, vooral niet qua termijn. Was het niet Keynes die stelde “In the long run we are all dead”?

We hebben er honderden jaren over gedaan om te komen tot het niveau van democratie dat we vandaag hebben en we kunnen het ons dus niet veroorloven om uit consequente zelotenijver zomaar alle destructieve krachten in onze samenleving hun lusten te laten botvieren. Enige voorzichtigheid is dus geboden, maar overbezorgdheid is eveneens uit den boze.

Overbezorgdheid gaat immers gepaard met angst, en zoals u weet is dat een slechte raadgever. Evenzeer als het niet goed te keuren is dat het Vlaams Belang inspeelt op de angstgevoelens van mensen voor andere culturen, is het ook niet goed te keuren dat traditionele partijen ons maar blijven bekogelen met doemscenario’s van wat zou gebeuren met de democratie als het Vlaams Belang aan de macht komt. Angst is vooral een handig middel om mensen niet zelf te laten denken.

De democratie mag niet beschermd worden

Wat we moeten doen is meer geloven in de kracht onze democratie en minder bang zijn van het Belang. Terwijl een ongenaakbaar vertrouwen in de democratie als ultiem kader het uitgangspunt zou moeten zijn in elke discussie met extreem-rechts, wordt de democratie moedwillig verkeerd voorgesteld als een zwak systeem dat moet beschermd worden tegen ondemocratische invloeden.

Vraag is wie daar voordeel uit haalt? Net als het veiligheidsthema waarvan de diepte niet te peilen valt en zonder scrupules uitgebuit wordt door extreem-rechts, is “het beschermen van de democratie” ook zo’n bodemloos gat, waar menig zelfverklaard “democratisch” politicus een carrière kan op uitbouwen. Vele politici motiveren hun politiek engagement trouwens omdat ze “iets wilden doen aan het Belang”. “Het Vlaams Belang is uit op de vernietiging van de democratie, stem voor ons en dat zal niet gebeuren” is de teneur. De paradox van de democratie is een godsgeschenk voor ambitieuze backbenchers. Ook de partijen zelf stappen gretig in dit verhaal mee en stellen nieuwe kandidaten op hun lijsten voor als mensen die eigenlijk geen politieke aanleg zouden hebben, maar uit pure verontwaardiging zich hebben laten politiseren ter bestrijding van het Belang. Het lijkt alsof deze partijen, naast al hun andere standpunten, de bescherming van de democratie als een taak erbij genomen hebben.

Welnu, dit is eveneens een voorbeeld van Newspeak. “Beschermen” is immers het bewaren van de bestaande toestand, wat een politieke bezigheid is. De interpretatie van hoe de democratie dan wel moet beschermd worden is dus geen objectieve premisse, maar onderhevig aan een de bril waarmee men het concept democratie bekijkt. Wanneer het Vlaams Belang bijvoorbeeld vindt dat het middenveld en de vakbonden te veel macht hebben, dan is dat krak dezelfde vaststelling die onze eigenste premier Verhofstadt 20 jaar geleden maakte in zijn eerste burgermanifesten. Toch moet de democratie blijkbaar beschermd worden tegen deze opvatting wanneer het Vlaams Belang ze uit. Het beschermen van de democratie is dus geen neutrale bezigheid en de beschermers van de democratie zijn dus evenzeer te wantrouwen als de vermeende “aanvallers”. Dat heeft gevolgen voor zij die beweren de democratie te beschermen. Ofwel zijn ze kortzichtig, en beseffen ze de zelfredzaamheid van de democratie niet, ofwel houden ze leugenachtig de angst voor het verdwijnen van de democratie in stand voor hun eigen profijt. Kortzichtigheid kan vergeven worden, leugenachtigheid niet. Wie door het uitsluiten van een mening om de democratie te beschermen moedwillig verzaakt aan het basisprincipe van diezelfde democratie, is de ware tiran.

De democratie mag niet gehinderd worden in het vertolken van de wil van het volk, hoe politiek “incorrect” die ook mag zijn. Om het met een platitude scherp te stellen: als iedereen in zijn bloot gat wil rondlopen, dan komt daar vroeg of laat een wet rond, of dit nu politiek correct gevonden wordt of niet … Net zoals de redenering pervers is dat kritiek geven op de regering gevaarlijk is voor de democratie in dit land, zo is ook het beschermen van de democratie een perverse bezigheid. Terwijl men beweert met een soort Olympos-objectiviteit de democratie te beschermen, is men ze eigenlijk aan het inschakelen voor het eigen politiek project. De beschermers van de democratie beschermen dus in wezen enkel … zichzelf.

And now … the end is near …

Ooit heeft een Franse wetenschapper van voor de industriële revolutie volgende uitspraak gedaan: “Alles wat uitgevonden kon worden, is uitgevonden.” De man dacht dat het eindpunt in techniek bereikt was. Zijn uitspraak bleek heel naïef en elke nieuwe uitvinding zoals deze laptop waar ik mijn artikel mee typ, bewijst zijn ongelijk. Ondanks dit naïeve voorbeeld, waag ik het toch dezelfde uitspraak te doen in verband met de democratie: hoewel nog vele verfijningen mogelijk zijn, kan ik mij geen beter systeem bedenken. Je zou al heksentoeren moeten uithalen om een systeem te vinden dat niet alle meningen een plaats geeft, die niet één of meerdere meningen aan de macht laat komen onder controle van de andere meningen en die een machtswissel niet kan laten gebeuren op basis van de individuele keuze van de burger, en toch zo efficiënt, vreedzaam en rechtvaardig is als de democratie die we kennen. Toegegeven, ook onze Belgische en Vlaamse democratieën komen vaak neer op particratieën, vele gebruiken zoals cumul, absenteïsme en heen-en-weer geschuif met ministerportefeuilles moeten nog met wortel en tak uitgeroeid worden, maar democratie is het eindmodel, het denkraam waarbinnen dit alles gebeurt. Het kan nog verder verfijnd worden met systemen van directe democratie, maar het is weinig waarschijnlijk dat een compleet ander systeem beter zou werken. Hoe veel macht het Vlaams Belang dus ook zou kunnen verwerven bij een eventuele regeringsdeelname, steeds zou deze macht zich binnen het democratisch kader moeten begeven.

Met deze opgeloste paradoxen in het achterhoofd kunnen we de politieke realiteit in België met andere ogen bekijken. Onbevreesd kunnen we stellen dat een deelname van het Vlaams Belang aan een regering, gewoon de democratische logica zou volgen van een groep kiezers die vindt dat het huidige beleid hun problemen niet heeft opgelost. Even onbevreesd kunnen we stellen dat de PS net even (on)democratisch is als het Vlaams Belang, omdat zij zich via een ondemocratische maatregel verzekert van de macht. In dit artikel is ook aangetoond wat voor ondemocratische neveneffecten het Cordon Sanitaire veroorzaakt. Doordat een federale regering zonder het Vlaams Belang meteen een regering impliceert waar de PS in moet zetelen, is deze partij zeker van de macht en straalt ze ook een ongekende arrogantie uit. Er is duidelijk gemaakt dat dit leidt tot perverse situaties: federale wetten worden door Wallonië niet correct nageleefd, terwijl Vlaanderen verweten wordt separatistisch te zijn. Wallonië blokkeert voor Vlaanderen hoogst noodzakelijke federale wetten, terwijl Vlaanderen voorgesteld wordt als de onderdrukker van Wallonië. Andere perversies bevinden zich in een zwakker wordend parlement en een groeiende hypocrisie in het linkse kamp onder de vorm van politieke correctheid.

Ook werd de stelling geponeerd dat het Cordon Sanitaire en de daarbij horende politieke strategie berust op een foute analyse en een tekort aan geloof in de kracht van de democratie. Bovendien werd gehekeld dat men dit geloof in de kracht van de democratie bewust laag houdt, om zelf de rol van beschermer te kunnen spelen, wat intellectueel oneerlijk is. Het wordt net de uitdaging om extreem-rechts bekampen met alle middelen die intellectueel zo zuiver mogelijk zijn. Daarbij moeten we ons voornaamste argument laten vallen, namelijk dat de democratie in gevaar is wanneer het Cordon Sanitaire doorbroken zou worden. In dit licht is het Cordon Sanitaire niet meer vol te houden. Democratisch niet, logisch niet, ethisch niet, maar op langere termijn vooral mathematisch niet. Hoe langer de perversie blijft duren, hoe sterker het Belang zal worden, en de samenleving naar rechts zal verschuiven. Laat er ons dus nog een schepje bovenop doen. We houden niet enkel het Cordon Sanitaire in stand, maar we vragen Di Rupo ook meteen om premier te worden. Dat veroorzaakt misschien genoeg radicalisering om de bobbel in de verstopte doorstroming van wat het kiezerspubliek wil, ongedaan te maken.

Breekt dit artikel een lans voor het Vlaams Belang? Helemaal niet, want het is en blijft een onverdraagzame partij die aanzet tot wantrouwen in de medemens en onverdraagzaamheid tot norm wil verheffen. Maar zelfs die mening moet in een democratie tot uiting mogen komen, anders is die democratie haar naam niet waardig

HLRF!

Smithson

08/03/2007

6336 woorden, maar het is niet en nooit genoeg

Powered by ScribeFire.

België is géén federale staat

België ontstond in 1830 als resultaat van een hongeropstand in Brussel, zoals er in die tijd zovele waren en had helemaal niets heroïsch om het lijf. Het enige verschil met die andere opstanden is dat deze gelukt is: Franse agitatoren uit Luik, met name alles wat gevlucht was uit Frankrijk voor de zeer grondige Franse Revolutie in 1789 en de daaropvolgende jaren van dictatuur tot in 1815, zorgden ervoor dat het zuidelijk deel van de Nederlanden die na lange verdeeldheid weer 15 jaar eenheid beleefd hadden zich afscheurden van de Noordelijke Nederlanden. Ware het niet dat deze opstand gelukt was, dan was België nooit ontstaan, en het is ook maar door een compromis tussen de andere grootmachten dat dit restgebied in de Lage Landen haar bestaan te danken heeft.

De discussie over het artificiële van België en het zogezegd "natuurlijke" Vlaanderen is echter een steriel debat, want elke staat met zijn eigen grenzen is artificieel. Er is bijvoorbeeld geen enkele goeie reden waarom de westergrens van West-Vlaanderen een demarcatielijn zou betekenen voor de cultuurbeleving in Frans-Vlaanderen. Langs beide kanten van de landsgrens worden dezelfde volkssporten beleefd en is de mentaliteit gelijklopend. Dus ook de grenzen van een onafhankelijk Vlaanderen in spé zouden even artificieel zijn als het België dat nu bestaat. De enige verdienste van dit debat is dat het de argumenten Pro Belgica (gniffel) ontkracht. Het zijn echter geen offensieve argumenten waarmee we de grotere legitimiteit van de Vlaamse landsgrenzen kunnen bewijzen. Die zijn dus even artificieel. Daaruit voortvloeiend is dan nog het filosofisch debat te voeren wat "natuurlijk" is en wat niet, maar dat zou ons hier te ver leiden.

De vaststellingen die we echter wel mogen maken is dat in de loop van de vorige eeuw gekozen is om, vanuit een deccenialange strijd voor de rechten van de Vlaamse cultuur, in België het federaal model in te voeren. Een model dat eigenlijk, om democratische redenen, nefast is voor Vlaanderen op zich. Beschouwen we de bevolking van België als een gemeenschap van 10 miljoen mensen, dan zijn daar 6 miljoen mensen Vlaming van, een grote drie miljoen Waal (al is de Waalse identiteit problematisch: er is geen Waals nationaal gevoel) en één miljoen Brusselaar (hetgeen tot voor 1970 geen identiteit was, maar door een "staatshervorming met drie" jammer genoeg een feit geworden is). Dat betekent dat 60 procent van de bevolking van dit land in een unitair België, 60 procent van de macht zou verworven hebben. In het unitaire België was het zelfs mogelijk om een regering te maken met enkel Nederlandstalige partijen. In dat geval zou de Waalse minderheid een echte minderheid geweest zijn, met een navenante macht. Niet zo in België dus. Met de staatshervorming van '70 werd gekozen voor het federaal model. Hoe de Vlamingen dit ooit hebben kunnen zien als een overwinning op het Belgische establishment is mij nog altijd een raadsel. Hadden ze in het gewone unitaire parlement hun bevolkingsmeerderheid laten gelden, dan hadden ze meer macht gehad dan in het "federale" België van vandaag. "Federale" staat, als ik het niet vergeet, in mijn teksten altijd tussen haakjes, omdat België geen federaal land is. Daarvoor zijn heel wat aanwijzingen.

Ten eerste bestaat een federale staat uit deelstaten, wat in België niet het geval is. De deelstaat Vlaanderen is geen feit, er bestaat slechts een "Vlaamse Gemeenschap" die ook de bevoegdheden van het "Vlaams Gewest" in zich heeft opgenomen. In geen enkel federaal land ter wereld echter bestaat deze artificiële opdeling tussen gemeenschappen en gewesten. De gemeenschappen worden verondersteld die bevoegdheden uit te voeren die "persoonsgebonden" zijn zoals cultuur, onderwijs en welzijn, terwijl de gewesten de emanatie zouden moeten zijn van alle bevoegdheidsdomeinen die "territorialiteit" aangaan, zoals economie, landbouw, waterbeleid, huisvesting, openbare werken, toezicht over de provincies, gemeenten en intercommunales. Deze opdeling is klinkklare onzin waarmee Martens zijn titel van Minister van Staat behaald heeft. Leg mij eens uit wat niet "persoonsgebonden" is aan zoiets als het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen? Heeft dit misschien geen invloed op de burger? Of zijn VLAREM-regelgevingen enkel van invloed op het visbestand in onze vijvers? Alsof men "territoriale" bevoegdheden kan uitoefenen, zonder dat de burger daar invloed van ondervindt. Elke bevoegheid is persoonsgebonden, je grijpt er als overheid mee in in het persoonlijk leven van elke burger. Dit onderscheid is dus volledig fictief. Bij wijze van uitmijter: er ooit al eens over nagedacht dat Vlaanderen de enige "deelstaat" (maar dat is het NIET) ter wereld is waarvan haar hoofdstad buiten haar eigen gewest ligt? Begrijpe wie kan.

Ten tweede bestaat in geen enkel federaal land ter wereld een federale regering die geen eigen kieskring heeft. Het voorstel van de Paviagroep ter zake is dus volmondig toe te juichen, op voorwaarde dat in die federale kieskring het meerderheidsprincipe ten volle kan spelen. Alleen zal dat er niet van komen bij een volgende staatshervorming omdat de Waalse minderheid zo een proportioneel voordeel op zou moeten geven: nu wordt de federale regering paritair samengesteld, zelfs al zijn er meer Vlaamse zetels in de federale meerderheid. Het is zelfs zo dat indien alle Vlaamse partijen met hun 88 Vlaamse van de 150 te verdelen "federale" zetels een volledig Nederlandstalige meerderheid zouden vormen, er toch minstens vijf Franstalige "federale" ministers moeten aangeduid worden. Ik als Vlaming word geregeerd door Laurette Onckelinckx en André Flahaut die er op zijn zachtst gezegd een boeltje van maken, terwijl ik nooit de kans gehad heb om voor of tegen hun partij te stemmen. Dat is fundamenteel ondemocratisch.

Ten derde is het Belgisch model geen federatie omdat "federale" wetten, gestemd door een "federaal" parlement niet door alle constituerende delen van de federatie worden opgevolgd. Een essentieel onderdeel van een federatie is nochtans de "bundstreue", de federale trouw aan het gemeenschappelijk project en de mogelijkheid tot sanctioneren van een landsdeel dat zich niet aan de wetten van de federatie houdt. In België echter gaat Wallonië doodgemoedereerd zijn eigen gang: in '91 dreigde het zelf een beslissing te nemen rond de verlening van exportlicenties voor de wapenindustrie, terwijl dit een federale bevoegdheid was. Op deze blijk van ontrouw tegenover het federale niveau is geen enkele sanctie gevolgd. In 2002 werd beslist om tabaksreclame in heel België te verbieden. Hoewel je aan beide zijden van de taalgrens uitzonderingen vindt, zoals bij elke wet enkele particulieren er hun broek aan vegen, steunde de Waalse Regering die als overheid een grote voorbeeldfunctie heeft, bewust het behoud van de tabaksreclame op het circuit van Francorchamps. Opnieuw valt dit te bekijken als een blijk van ontrouw aan een federaal overeengekomen wet, maar nergens is een sanctie getroffen. Zo kunnen we nog uren doorgaan. Flitspalen die in Vlaanderen werken en in Wallonië haast niet, federale richtlijnen rond het activeren van werklozen die in Wallonië wegens "administratieve moeilijkheden" maar niet van de grond geraken, en onlangs nog negeert een Waals politicus (eerder een baviaan in mijn ogen maar kom) een federale beslissing om onze koning nog niet op staatsbezoek naar Congo te sturen door in naam van de Belgische federatie (die geen federatie is) een eredoctoraat aan president Kabila van de Congolese republiek aan te bieden. Wallonië is de meest ontrouwe partner aan het "federale" niveau, maar de andere leden van de "federatie" hebben geen sanctioneringsbevoegdheid over dit ontrouwe deel.

De enige mogelijke conclusie is dat België geen federatie is, maar een unionistische structuur met een dun "federalistisch" laagje erover heen. Zelfs in de materies waar we wel voor bevoegd zijn, zoals onderwijs, liggen de echt belangrijke bevoegdheden in "federale" handen. Zo mag Vlaanderen niet eens zijn eigen eindtermen formuleren. Benieuwd wat dat zou geven, moesten Vlaamse scholieren de ware toedracht van het ontstaan en de evolutie van België als leerstof onder de ogen krijgen. Ik heb in geval niets op school geleerd van wat ik hier schrijf. En zelfs al zou ik dat voor mijn kinderen willen, dan kan ik daar als burger niets aan doen: steeds is het akkoord van Wallonië nodig om onze eigen geschiedenis te mogen beleven in onze scholen, terwijl de Vlaamse burger niet in de mogelijkheid verkeert om die Walen die daarover mee beslissen te verkiezen.

Laten we classificatie van België als federale staat dus eerlijkerwijze achterwege laten: België valt niet te classificeren, het is dan ook geen land.

HLRF!

Smithson

Powered by ScribeFire.

woensdag 11 april 2007

Dicht de kloof met Belgisch puin

Een democratie is best wel een amusant iets, vooral wanneer men er creatief mee omspringt. België is daar het schoolvoorbeeld van. Nergens ter wereld is de politieke structuur van een land zo ingewikkeld als bij ons. Waarom? Een reis door ons Belgenland.

Als we België vergelijken met de andere Europese landen, kunnen we best wel trots zijn op ons landje als het over het materiële zaken gaat. We hebben geen corrupte leiders zoals in Italië, geen onbetaalbaar onderwijs zoals in Groot-Brittanië, geen economische crisis zoals in Nederland. Maar wanneer we het hebben over democratie, dan schort er toch duidelijk het een en het ander. Beschouwen we de vorige verkiezingen, dan wordt meteen duidelijk hoe groot de democratische schade soms kan zijn.

Zo zien we bijvoorbeeld dat premier Verhofstadt er de laatste jaren in slaagde om 4 opvolgers te installeren door tegelijkertijd zowel voor Kamer, Senaat, Vlaams en Europees Parlement te kandideren, waardoor vier van zijn opvolgers een plekje kregen zonder op eigen kracht te zijn verkozen. Hoewel de premier dus voor deze vier zetels kandideerde en in elk parlement verkozen werd, nam hij geen enkel mandaat op zich, want hij had het toch te druk met die andere bezigheid. Juist ja: premier zijn. Die stoelendans is niet enkel ondemocratisch, het brengt ook de stabiliteit van de deelparlementen in gevaar. Zo berekende De Morgen dat amper een maand na de Vlaamse verkiezingen al 88 opvolgers in de Belgische politiek zetelen die niet op eigen kracht verkozen zijn, maar door verschuivingen van de effectieven tussen de deelparlementen aan hun zitje geraken.

Ter illustratie daarvan hoeven we enkel maar te kijken naar de vorige Vlaamse Regering. Van de tien ministers die het Vlaamse Parlement aanstelde is er slechts één die zijn volledige termijn kon uitdoen, en dit door een immens verloop van politici tussen het Vlaamse en het federale niveau. Maar het kan nog spectaculairder. De voorbije jaren hadden we vijf Vlaamse ministers van Ontwikkelingssamenwerking! Geen wonder dat de burger niet meer kan volgen en de politiek de rug toekeert. Maar enkele feiten die aantonen dat het duidelijk fout zit met België. Want hoewel politici met veel vertoon voor de camera’s aandringen op een zoveelste staatshervorming die deze praktijken uit de wereld zou moeten helpen, ontbreekt in het debat bijna altijd één fundamentele vraag: “Is het Belgisch model eigenlijk wel efficiënt?”

Want laten we enkele feiten eens op een rijtje zetten. Neem eens de proef op de som in uw vriendenkring en stel hen de vraag hoeveel regeringen ons land telt. Een bolleboos zal je weten te vertellen dat België welgeteld 6 regeringen heeft, 50 ministers en 8 staatssecretarissen. Daar val je toch even van achterover, de grootte van ons land in acht genomen. Daarbij komt dat al deze heren en dames niet eens samenwerken aan hetzelfde project, maar elk zoveel mogelijk van het Belgische laken naar zich toe proberen te trekken. Een wel heel krampachtige constructie om ons dierbaar vaderland tezamen te houden. Dat deze constructie leidt tot een versnipperd beleid hoeft geen betoog. Vergeten we immers niet dat die 58 mandatarissen elk een eigen kabinet hebben, een eigen departement, ondersteund worden door een eigen administratie, eigen politieke netwerken mobiliseren en eigen agenda’s, dada’s en stokpaardjes opdringen aan hun collega’s. Het kostenplaatje hiervan nog buiten beschouwing gelaten, kan men zich toch ernstige vragen stellen bij de beheersbaarheid van al die processen. Bovendien komen de bestuursniveaus ook constant in elkaars vaarwater. De Vlaamse begroting was welgeteld drie dagen in evenwicht of de federale regering schuift haar deficit door naar de gewestregeringen. Ook in het DHL-dossier werd de hete aardappel van regering naar regering doorgeschoven, met het bekende resultaat.

Maar afgezien van de problemen, is de gijzeling van deze problematiek door een perverse politieke correctheid, eigenlijk nog het ergste. De paradox is duidelijk. Terwijl de vermaarde politieke correctheid beweert een middel te zijn tegen het Belang, verslijt ze net democratische oplossingen die het Belang stemmen kunnen kosten als een soort toegift aan datzelfde Belang. Een soort heksenjacht is aan de gang, waarbij ook het gezond verstand al te vaak al te vaak op de brandstapel belandt. Wie zich oprecht de vraag stelt of België niet te moeilijk is, wordt al gauw versleten voor extreem-rechtse nationalist, wat enkel de frustratie nog doet toenemen. Stilaan moeten we toch toegeven dat het Belgische model inderdaad veel te ingewikkeld is. Je interesse voor politiek moet al buitengewoon zijn om te weten dat Karl-Heinz Lambertz de minister-president is van de Duitstalige Gemeenschap of om uit te kunnen leggen dat Brussel zowel een gemeenteraad als een regering heeft. België is een politiek doolhof geworden, door een gebrek aan gedurfde keuzes.

Wat is dan een gedurfde keuze? Wat is dan de draad van Ariadne? Stel je voor dat je met een nieuwe lei kon beginnen, waar geen traditie kan ingeroepen worden om bepaalde praktijken te rechtvaardigen. Stel je voor dat je in één slag de cumul zou kunnen afschaffen, ondemocratische opvolgersystemen kunt verbannen, van start kunt gaan met een vaste clustering van ministerportefeuilles, paal en perk kunt stellen aan het absenteïsme in de Kamer en allerlei andere wantoestanden in het politiek bedrijf kunt uitroeien? Hoeveel tijd wordt vandaag niet verspild aan discussies over het politieke systeem an sich? Welke energie zou daarzonder niet vrijkomen om echt met de problemen van de samenleving bezig te zijn? En hoeveel sterker zou onze tanende democratie daar niet van worden? In een samenleving met een transparant bestuur krijgt de burger weer duidelijkheid en wordt politiek weer een res publica, een zaak van het volk.

Wat is dan die nieuwe lei? Een zoveelste staatshervorming die het omgekeerde teweegbrengt van wat haar doel is? Of een meer gedurfde oplossing, al te gemakkelijk als rechts-radicaal versleten? Mogen democratische denkers over een regionalistische oplossing ook een kans krijgen? Zou het kunnen dat een democratische minderheid die complexloos in een nieuw Vlaams project gelooft, nu eens niet in het kielzog van het Vlaams Belang als extreem-rechts versleten wordt? Want laten we nu eens eerlijk zijn. Wat hebben we te verliezen? Onze Belgische friet? Vervangbaar. Ons Belgisch elftal? Zeker vervangbaar. Zijn we de Ardennen dan kwijt? Helemaal niet. Kunnen we wel zelfstandig zijn? Zonder meer ja. Of wordt besturen soms moeilijker met minder regeringen? Zonder meer nee. Het discours van een grotere Vlaamse autonomie wordt teveel bedreigd door een angst voor het Blok, alsof in een nieuw Vlaanderen de democratie meer bedreigd zou zijn dan nu het geval is. Misschien moeten we de kloof tussen burger en politiek wel dichten met het puin van onze Belgische constructie. Of blijven we liever leven in een bouwvallige staatsstructuur?

Smithson, 26/11/2004

Powered by ScribeFire.

Vlaanderen is een puber

De Vlaams-nationale gedachte wordt nogal dikwijls een eind te ver teruggevoerd in de tijd, zo ver dat het soms een een belachelijk anachronisme wordt. Alsof de gilden van Ieper in 1302 uit puur Vlaams-nationaal gevoel bij de Groeninghekouter het gevecht aangingen met het beste ruiterleger van het toenmalige Europa, nog zo'n anachronisme. Nee, niks van. 1302 was vooral een sociale strijd. Het mag dan al de mytische proporties gekregen hebben van een eerste onafhankelijkheidsstrijd van "zelfbewuste" Vlamingen tegen hun Franse overheersers, niets is minder waar. De mensen toen gaven geen zier om Vlaanderen, laat staan dat ze in hun toenmalige mobiliteit en geografische kennis wisten tot waar dat Vlaanderen dan wel reikte. Nee, ze "hielden van" (of liever: verdroegen het best) de vorst die het meest hun stedelijke privileges honoreerde. Ieder vocht mee met die partij die hun particuliere belangen het best verdedigden. Zo wilden de ambachten al een tijd aan de bak komen in de lokale politiek, terwijl de hogere edelen (handelaars en bankiers) hen net van die macht wilden weghouden. De enen hoopten op de hulp van de graaf, de anderen op de hulp van diens suzerein de Franse koning. Zo was de strijd in 1302 eigenlijk ook een strijd die veel verdeeldheid zaaide in het graafschap Vlaanderen. De geschiedenis heeft dus haar rechten: wij kunnen een Vlaams-nationale identiteit niet 700 jaar terugprojecteren in de tijd, zeker niet volgens het concept van nationalisme dat pas in de 18e eeuw stilaan vorm kreeg.

De Vlaams-nationale gedachte en dus ook de constructie Vlaanderen is dus geen 700 jaar oud, deze identiteitsconstructie is van veel jongere datum. Men zou Vlaanderen misschien bijna 200 jaar oud kunnen noemen, gelijklopend met de opkomst van de Vlaamse Beweging, een beweging die hoofdzakelijk ontstond als reactie op de creatie van de staat België. Een reactie die nooit ontstaan was, had men de traditie van gedecentraliseerd bestuur in de Lage Landen gehonoreerd, maar die des te heviger was toen zich in Brussel een jacobijns centralistisch systeem installeerde naar Frans model dat in feite niets anders als bedoeling had dan het Belgisch grondgebied volledig te verfransen, om het dan vervolgens via huwelijkspolitiek te annexeren. Je zou Vlaanderen met wat goeie wil dus een kranige dubbeleeuwer kunnen noemen.

Maar ook dat is eigenlijk niet waar. De Vlaamse Beweging heeft grote verdiensten op cultureel vlak, door het volharden in het cultuurflamingantisme en op te komen voor de rechten van het Nederlands, maar politiek gezien is zij veel jonger: tot 1893 werd de Vlaamse meerderheid geminoriseerd door het cijnskiesstelsel, waardoor enkel de franstalige bourgeoisie over het politiek lot van Vlaanderen besliste. Daarna waren er de turbulente oorlogsjaren waarin Vlaanderen politiek gezien enkele jaren de macht kreeg waar het volgens het democratisch meerderheidsprincipe recht op had, maar zich aan die macht verbrandde door te collaboreren met wat door de Belgische overheid als de bezetter werd beschouwd. De terugslag van de legitieme strijd voor Vlaamse ontvoogding door de "straftijd" die repressie heet stak een grotere Vlaamse zelfbeschikking gedurende 25 jaar in de koelkast, tot in 1970 met de eerste staatshervorming zij een culturele autonomie bekomen heeft. Van politieke autonomie was toen echter nog geen sprake.

In deze optiek zou men Vlaanderen een bezadigde vijftiger kunnen noemen, maar eigenlijk is ook dat te hoog gegrepen. Op het niveau waar het op aan komt, namelijk het politieke, is Vlaanderen immers nog zeer jong. Pas in 1995 konden de Vlamingen voor het eerst rechtstreeks hun eigen parlement verkiezen, voor die tijd werd de Vlaamse Raad immers bevolkt door "federale" politici van de Nederlandse taalgroep die er een - overigens zeer lucratief - dubbelmandaat op nahielden. Vlaanderen is dus eigenlijk geen eeuwen oud, maar integendeel zeer jong. Misschien kan daardoor verklaard worden waarom dit Vlaanderen waarin ik woon zo twijfelt aan zichzelf, aan zijn eigen kracht, en aan haar recht om los te komen van haar "stiefouder" België, die het land (laat het ons liever de natie noemen, een land, zelfs een deelstaat zijn we nog niet) dat ik ooit onafhankelijk wil zien inderdaad stiefmoederlijk behandelt.

Op de keper beschouwd is Vlaanderen dus zelfs geen twintiger, is Vlaanderen eigenlijk nog maar 12 jaar jong , hetgeen zijn gebrek aan politieke identiteit kan verklaren. Vlaamse politici lonken nog steeds naar het federale niveau waar de echte macht ligt, in plaats van als erfgenamen van de politieke vleugel van de Vlaamse Beweging de taak te verrichten die van hen verondersteld wordt: binnen de Belgische federatie (die geen federatie is, daar heb ik het in een andere post wel nog eens over) de rechten van het Vlaamse landsdeel te vrijwaren. Wat mij betreft gebeurt dat vandaag bitter weinig.

De komende politieke periode wordt dus zeer interessant. Zullen er politici opstaan die in de eerste plaats Vlaming zijn en dan pas Belg en die hun Vlaamse identiteit ondanks aanlokkelijke mandaten in de Belgische regering (ik weiger het woord federale te gebruiken) zullen laten primeren op snel persoonlijk gewin of eretitels zoals Minister van Staat? Ik denk van wel. Er komt samen met mij een hele generatie mensen aan voor wie een rechtstreeks verkozen Vlaams Parlement een evidentie zal lijken, voor wie een Nederlandstalig hoger onderwijs de normaalste zaak van de wereld is en voor wie zwaaien met een Vlaams vlaggetje om onze Flandriens in de Ronde van Vlaanderen aan te moedigen geen complexerende bedoening meer is.

De nieuwe generatie Vlamingen voelt zich ook bevrijd van dat zwarte Vlaamse hoofdstuk van waaruit men het flamingantisme nog steeds probeert te vereenzelvigen met facisme en onverdraagzaamheid. Vlaanderen staat dus aan de vooravond van zijn puberteit: een periode in van identiteitsconstructie, tastend en zoekend. Fenomenen als BV's, waar tien jaar geleden nog geen sprake van was, uitingen van Vlaamse identiteit zonder schroom, de sterke economische signalen van denkgroepen zoals "De Warande", dit alles zijn tekenen aan de wand dat de Vlaamse natie vorm krijgt. Misschien was de keuze voor culturele emancipatie vóór politieke emancipatie dan toch niet zo'n slecht idee.

HLRF!

Smithson

donderdag 5 april 2007

Jean-Marie racist? Kom nou Jozef

Vanmorgen was ik meteen klaarwakker. In "Voor de dag" op Radio 1 hoorde ik onze aller Jozef De Witte van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding verklaren dat Jean-Marie Pfaff zich racistisch gedragen had in een uitzending van een van de afleveringen van de reality-soap "De Pfaffs" op tv. De beste voetballer die ons land ooit gehad heeft werd verweten dat hij de zwarte tuinman van het hotel in Barbados waar hij op dat moment verbleef, een schop voor de kont gegeven had en dat zo'n gedrag racistisch was. Jean-Marie Pfaff, zich van geen kwaad bewust, reageerde daarop in het programma "Wilde geruchten", eveneens op Radio 1, zich verontschuldigend als hij inderdaad racistisch zou geweest zijn.

Dit alles laat op mij een wrange indruk na. Had Jean-Marie een schop verkocht aan iemand met ons huidskleurtje dan had daar geen haan naar gekraaid, al is het toedienen van schoppen natuurlijk nooit een mooie zaak. Voor alle duidelijkheid, ik heb de beelden zelf niet gezien, maar ik vraag me ten stelligste af of die schop bedoeld was zoals meneer De Witte die interpreteert? Wie geeft om te lachen nooit eens een duwtje gegeven naar een klasgenoot of voetbalmakker? En hoeveel vaders geven hun zonen geen voetje in het zitvlak, meer met speelse bedoelingen dan om iemand echt pijn te doen? En zelfs al wou Jean-Marie die zwarte tuinman pijn doen, wie zegt dat zijn bedoelingen daarom racistisch waren? Hoe kan onze omnisciente Dewitte weten dat Jean-Marie hem schopte net omdát de man zwart was. Ik kan wel duizenden redenen bedenken om iemand te schoppen. Ik heb pas een probleem als die persoon toevallig ook zwart is, want dan kan er altijd iemand klaarstaan met het moraliserende vingertje om te beweren dat je een racist bent.

Dit is nog maar eens een illustratie van de absurditeit waarmee racisme "bestreden" beweert te worden. Niet enkel Jean-Marie, maar ook vele gewone mensen worden geculpabiliseerd als zijnde racisten, terwijl ze soms heel goede redenen kunnen hebben om iemand - die dan toevallig van een andere cultuur is of een andere huidskleur of godsdienst heeft - niet leuk te vinden. Wie een Arabische buurman heeft die geen woord Frans, laat staan Nederlands spreekt, maar wel altijd tot twee drie uur 's nachts zijn kinderen op de stoep laat lawaai maken, mag dat voor mijn part gerust een ambetante situatie vinden. Wanneer na verschillende pogingen tot contact en alle beloftes ten spijt zonder resultaat zo iemand die buurman een regelrechte klootzak vindt mag dat van mij ook. Maar maakt hem dat tot een racist? Dat is helemaal niet vast te stellen. Zelfs wanneer iemand zijn buurman zou verwijten voor klote-Arabier, dan nog hoeft dat nog geen bewijs te zijn dat men racist is. Ik roep ook regelmatig klootzak vanuit mijn wagen tegen de zoveelste Franse hufter die op een klein veldwegje geen millimeter wil uitwijken als we elkaar moeten kruisen. Ben ik dan een racist? Helemaal niet.

En toch zouden mensen zich schuldig moeten voelen als ze een migrant onaangepast of hinderlijk vinden, terwijl die ervaring van hinderlijkheid intrinsiek niets te maken heeft met zijn of haar huidskleur, maar wel met het onaangepast gedrag dat zich stelt. Met andere woorden, zou een Vlaming hetzelfde hinderlijke gedrag vertonen, dan zouden we net zo reageren. Maar net omdat het een vreemdeling betreft blijkt dat net iets moeilijker, omdat steeds de mogelijkheid bestaat dat de aanklager van dat gedrag als racist bestempeld wordt.

Ook in onze frustraties mogen we de nieuwe inwijkeling niet discrimineren. Zij hebben evenveel recht als onze medeburgers om bekritiseerd en ja zelfs beledigd te worden. Immers, als we dat niet doen, stellen we onnatuurlijk gedrag. Als een Vlaamse medemens ons op de tram irriteert, laten we dat ook blijken, waarom zouden we dat dan niet mogen laten blijken jegens nieuwe Vlamingen? Als we een ander gedrag vertonen tegenover hen, als we dus onderscheid maken in ons gedrag afhankelijk van de persoon die voor ons staat, is dat dan geen discriminatie? Trouwens, indien we dat uit angst als racist bestempeld te worden niet zouden doen, geven we ook een verkeerd signaal. Het is voor een inwijkeling zowiezo al moeilijk om zich een beeld te vormen van de zeden van het land waarin men terecht gekomen is, laat staan dat zijn omgeving waarvan hij net wil leren hoe zich te gedragen zich bewust anders zou gedragen, telkens hij ermee in contact komt.

Enfin, over discriminatie en racisme is het laatste nog niet gezegd, maar het is duidelijk dat de heksenjacht erop soms lachwekkende proporties aanneemt. Dus Jozef, ne welgemeende fuck you. Als je ergens een moedervlekje hebt waarop je je zou kunnen beroepen om mij racist te noemen, ga gerust je gang.

HLRF!

Smithson

Powered by ScribeFire.