Barack Obama moet zowat de snelste vredesbrenger zijn die het comité ooit benoemd heeft. De president, die nog maar sinds 20 januari “in office” is, krijgt dezelfde prijs als Mikhail Gorbatsjov, die jarenlang gestreden heeft voor glasnost en perestroïka in de USSR, en krijgt die sneller dan Aung San Suu Kyi, die zelfs vandaag nog in Birma haar geweldloze strijd voor democratie en mensenrechten voortzet.
Wat zijn dan de verdiensten van Obama? Reeds tijdens zijn verkiezingscampagne pleitte hij voor de verderzetting van de oorlog tegen Afghanistan. Ook de schrapping van het programma voor het rakettenschild in Centraal-Europa is een cosmetische operatie, want dat is slechts afgevoerd omdat men voortaan datzelfde rakettenschild vanop Aegis-schepen kan waarnemen, performanter én goedkoper dan de geschrapte installaties in Tsjechië en Polen.
Vooral de verwijzing naar zijn inspanningen voor nucleaire veiligheid zijn twijfelachtig. Niet enkel zijn de belangrijkste ontwapeningsverdragen telkens afgesloten door republikeinen – SALT I in 1972 door Nixon, START I door Reagan in 1982 – nog belangrijker is dat de verhoogde druk op Iran niet het doel van de vrede dient, maar de bescherming van de eigen Amerikaanse belangen. Of preciezer de Amerikaanse munt.
Sommige analisten schatten dat de Amerikaanse overheid niet minder dan 15 % van het BBP aan nieuw kapitaal in haar economie geïnjecteerd heeft. Maar waar komt dat geld vandaan? Geen dollar van het Recovery Program is echter belastingsgeld. Integendeel. Sinds het begin van de Obama Administration hebben de persen van de Federal Reserve nog geen moment stilgestaan: Amerika’s belangrijkste exportproduct is de dollar geworden. De koopkracht per dollar zakt zienderogen, en daar ligt de hond gebonden.
Iran, als tweede exporteur van de OPEC, wil af van de dollar. In 2008 verplaatste Iran zijn oliebeurs van Teheran naar het eiland Kish in de Perzische Golf. Daar werd een vrijhandelszone gecreëerd, waar voortaan olie niet meer in dollars, maar in euro’s en roebels wordt verhandeld. Ahmadinejad is actief aan het lobbyen bij de andere elf leden van de OPEC om hetzelfde te doen. Hij vindt alvast gehoor bij Chavez, die zijn Venezolaanse olie ook niet langer in dollar wil van de hand doen.
Het belang hiervan voor de Amerikaanse munt is niet te onderschatten. Sinds the Nixon Schock is ruwe olie namelijk het de facto onderpand geworden van de dollar. De troebele relatie tussen de dollar en de OPEC begon al op 15 augustus 1971. Toen besloot Nixon de band tussen de dollar en haar achterliggende waarde, goud, door te snijden. De Amerikaanse Federal Reserve had voor de bekostiging van de oorlog in Vietnam namelijk zoveel dollars bijgedrukt, dat die onmogelijk nog in goud terugbetaald konden worden. Ze stonden in die dagen bekend als Eurodollars.
Na the Nixon Schock was het hek helemaal van de dam. Nu kon de VS haar munt ongebreideld inflateren. De onderliggende waarde werd door de wereldmarkten niet meer uitgedrukt in “ounces gold”, maar aangezien de dollar nog steeds de wereldreservemunt was, in “barrels oil”. Daar zit de crux van het probleem: gegeven dat oliecontracten in dollar uitgedrukt worden, verloor met elke dollar die de Fed bijdrukte, de OPEC aan koopkracht. De prijzen van olie bleven lange tijd gelijk, maar de waarde van de contracten in termen van de eigen munt zakte.
De oliecrisis van oktober 1973 en de dollarcrisis van augustus 1971 zijn dan ook één en dezelfde gebeurtenis. De OPEC verhoogde de dollarprijs per vat olie niet om haar monopoliepositie te misbruiken – die heeft ze niet en nooit gehad – maar wel om gelijke tred te kunnen houden met de inflatie van de dollar. De VS deed er echter alles aan om de perceptie van de oliecrisis te linken aan de Jom Kippoer-oorlog in oktober 1973, maar dat was slechts een regionaal conflict.
De OPEC werd trouwens al in 1960 opgericht en had toen al als belangrijkste doelstelling een vakbond tegen de dollar te vormen. Systematisch verhoogde zij in verschillende bijeenkomsten de prijs per vat in relatie tot de slinkende koopkracht van de dollar. Was de stijging voor 1971 echter nog relatief beperkt, vanaf januari 1970 tot het einde van de jaren zeventig steeg de prijs van een vat ruwe olie van 3,35 dollar tot 32,50 dollar per vat. In diezelfde periode swingde de Amerikaanse inflatie uit de pan.
De goede bedoelingen van Obama jegens het nucleair programma van Iran zijn dan ook hoogst twijfelachtig. Het lijkt er meer op dat Obama vooral de eigen belangen veilig wil stellen: stapt Iran succesvol af van de dollar, dan stort het wereldwijde monetaire systeem, dat nu door de VS gedomineerd wordt, ineen. Niet voor niets heeft the Central Bank of Iran de grootste goudreserves in het hele middenoosten. De dollar heeft men nooit vertrouwd. Men geeft de voorkeur aan het hawala-monetair systeem, waarbij goud een cruciale rol speelt.
Obama zou wel eens de eerste Nobelprijs-laureaat kunnen zijn die na zijn onderscheiding een oorlog begint. De hele politiek van het Midden-Oosten is er immers op gericht om net die regimes aan de macht te houden die de dollarpolitiek van de VS steunen. De Saoedi’s in Arabië, de Al Sabah’s in Koeweit, Sadam in Irak. Tot voor kort.
Die laatste, ooit CIA-agent in Egypte, kon in de jaren negentig zonder problemen etnische zuiveringen houden bij de Koerden in het Noorden, Abu Graib exploiteren als bekentenissenmachine, en de meest gruwelijke chemische wapens van Amerikaanse makelij afvuren op Iran. Toen hij echter in 2002 openlijk verklaarde zijn olie niet meer in dollars te willen verkopen, werd hij binnen het jaar verwijderd.
Ahmadinejad kan dus maar beter op zijn tellen passen. Het in het hoogste belang van de VS om aan te kunnen tonen dat Iran een gevaarlijk land is. Het ware geheel niet verwonderlijk moest na de uitreiking van de prijs in Stockholm op 10 december, de VS gewapend met dat moreel gezag op de volgende VN-veiligheidsraad een “smoking gun” te voorschijn halen die een militaire aanpak van Iran kan rechtvaardigen, dit alles natuurlijk met het Nobele doel “voor een wereld vrij van nucleaire wapens”.
Pittig detail: de nominaties voor de Nobelprijs voor de vrede van dit jaar werden afgesloten op 1 februari 2009. Toen was Obama welgeteld 11 dagen aan de macht.
Brecht Arnaert
9/10/2009