Or why Obama leaves the people with nothing but “change”.
Onlangs keurde het Amerikaanse Congres de American Recovery and Reinvestment Act goed, het plan van Obama om de Amerikaanse economie er terug bovenop te helpen. Goedkeuring alom in Europa. In De Morgen wordt hardop gedroomd van een terugkeer van het Keynsianisme en de interesse voor meer centralistische vormen van economische planning groeit. Maar daar is niets progressiefs aan. Integendeel. Vooral de monetaire politiek van Obama zal nog brokken maken. Mark my words.
787 000 000 000 dollar. Dat is het astronomische bedrag dat in de Amerikaanse economie terecht komt met Obama’s plan. Gigantisch als je weet dat die economie in zijn geheel “slechts” 13 800 miljard dollar groot is. De investering die Obama dus maakt bedraagt dus bijna 6 procent van het BNP. Dat is echter niet het enige. Het plan-Paulson, nog uitgevoerd onder de Bush-administration bedroeg ook al 700 miljard dollar. En het is niet uitgesloten dat nog meer bail-outs volgen.
Samen met nog een aantal andere “collateral measures” is het veilig te zeggen dat in een paar maanden tijd de Amerikaanse economie ongeveer een injectie kreeg ter waarde van niet minder dan 15 % van haar eigen BNP. Nog nooit heeft een overheid zoveel uitgegeven. Als er nog discussie zou bestaan over het nut van overheidsinterventie, dan is dit de grootste testcase ooit. Maar dat het zal fout lopen, staat nu al in de sterren geschreven. We laten ons immers verblinden door de uitgavenzijde, zonder te kijken naar de inkomstenzijde. En daar zit het grondig fout mee.
Obama’s plannen lijken wel de natte droom van elke Europese sociaal-democraat. Hij investeert in groene energie, in sociale welvaart, in infrastructuur en wetenschap, in onderwijs. Maar waar komt al dat geld vandaan? Worden de belastingen in Amerika dan verhoogd met diezelfde 15 procent? Helemaal niet, want de opgesomde investeringen vormen slechts het kleinste onderdeel van het stimulus package. Dat bestaat namelijk voor meer dan de helft uit tax relief, lágere belastingen dus. Hogere uitgaven, en lagere inkomsten, hoe kan dat tegelijk gefinancierd worden? Wie “deficit spending” in gedachten had, zit er naast. Want deficit spending zou betekenen dat de overheid belastingsgeld gebruikt om de economie te stimuleren, of tenminste leningen aangaat. Maar dat is niet zo. Geen dollar van al deze plannen is belastingsgeld. Integendeel. Het rolt op dit moment van de persen van de Federal Reserve.
There’s your answer! Wat Obama doet is dus niet meer en niet minder dan vers geld laten bijdrukken. Een stoute waarnemer zou durven beweren dat, Mugabe indachtig (231 miljoen procent inflatie in Zimbabwe, nov. 2008) Obama’s Afrikaanse roots er voor iets tussen zitten, maar dat zou een brug te ver zijn. Obama doet gewoon wat sinds Nixon iedere president van de VS ongebreideld kan doen: de geldhoeveelheid inflateren om een ongezonde economie terug wat heroïne toe te dienen. Dat kan, omdat op zondag 15 augustus 1971 de laatste controle op de waarde van geld, namelijk de Wet van Gresham, buiten spel werd gezet. Maar vooraleer we daarop ingaan, hebben we een brok monetaire geschiedenis nodig om te begrijpen hoe het zover is kunnen komen.
In den beginne was er niets. De mens zwierf over de velden en leefde van de jacht, visvangst en plukte wat hij ook maar kon vinden. Omdat de één soms wat vissen over had, en de ander soms wat bessen, werden die voor elkaar geruild. En ook hout met vlees. Een silexknol voor een goed stuk leer. En ga zo maar door. Met het complexer worden van de arbeidsverdeling in de samenleving, verfijnde zich ook de ruilhandel. Want hoe ruilde je een ploeg? Je kon toch onmogelijk honderden bessen in ontvangst nemen, want die zouden rotten nog voor je ze kon opeten. Of toch, een deel van die bessen ruilde je dan opnieuw voor andere goederen. In feite ontstond zo indirecte ruil: de bessen op zich waren niet meer gegeerd, ze fungeerden eerder als medium van uitwisseling. Die bessen werden geld. Geld is dus niets meer en niets minder dan een medium voor indirecte ruil, al schijnen we dat in onze moderne tijd vergeten te zijn.
Van toen af ging het snel. Men ruilde steeds meer voor een tussenproduct dat iedereen wel kon gebruiken, dat klein genoeg was in eenheid, en waarmee je dus veel verschillende dingen kon kopen. Deze intermediaire ruilmiddelen konden van alles zijn, er was geen standaard. Maar gaandeweg selecteerde de markt uit al die mogelijke ruilmiddelen (bessen, vissen, stro) dat ruilmiddel dat het meest standvastig was van kwaliteit en houdbaar qua duur. Na eeuwenlange concurrentie tussen alle soorten ruilmiddelen, zijn twee goederen, goud en zilver als regulier betaalmiddel opgekomen.
Wat van primordiaal belang is bij het aanschouwen van deze evolutie is dat goud, als meest courante betaalmiddel, een echt economisch goed is. Het is verhandelbaar zoals kaas, deelbaar als bloem, houdbaar als water. Net door die vele goede eigenschappen (verhandelbaar, deelbaar, houdbaar) is het net het meest courante betaalmiddel geworden. Maar dat vergeten wij dikwijls. In onze perceptie van economie is geld gewoon een afspraak, een vertrouwenskwestie. Maar dat is het niet! Dat is het geworden, en daar zit net het probleem.
Waar is het dan misgelopen? De hele verdere monetaire geschiedenis overlopen zou ons te ver leiden, maar één essentiële stap mogen we toch niet overslaan: het ontstaan van banken. Banken ontstonden namelijk onder invloed van handelaars, die betalingen in goud, vooral bij grote transacties, te gevaarlijk en te onhandig vonden. Liever deponeerden ze hun goud bij een bewaarder, die hen daarvoor een IOU uitschreef, een schuldbewijs. Vanaf dan konden betalingen uitgevoerd worden door het overhandigen van dit schuldbewijs aan de handelspartner, die dan het goud kon ophalen in de bank. Het zijn deze schuldbewijzen die de voorlopers zijn van onze hedendaagse bankbiljetten.
Ware het niet dat er één belangrijk verschil is met vroeger. Die eerste bankbiljetten immers vertegenwoordigden wel degelijk echte waarde. Op elk moment kon de betrokken handelaar het schuldbewijs omzetten het materiaal dat het vertegenwoordigde. Doorheen de tijd is dat dus goud geworden, maar dat kon evengoed tabak zijn zoals in Virginia. Daar waren tobacco notes, schuldbewijzen uitgedrukt in een gewicht aan tabak, een geldig betaalmiddel. Maar steeds stond er tegenover een denominatie op papier een gewicht in realiteit. En dáár is het misgelopen: Nixon sneed die band door.
Dat deed hij omdat de monetaire afspraken, die eerder in Bretton Woods gemaakt werden, niet meer houdbaar bleken. Daar had de VS zich geëngageerd om elke dollar terugbetaalbaar te maken in goud, zoals het eigenlijk hoorde. Die belofte kon de VS maken, omdat tegen het einde van WO II, door inflatie in Europa, de VS beschikte over een gewicht in goud dat uitgedrukt kan worden als 25 miljard dollar. Die belofte zou tot op vandaag houdbaar gebleven zijn, ware het niet dat de opeenvolgende Amerikaanse regeringen sinds WO II de dollar steeds meer inflateerden. En dat hoofdzakelijk om allerlei oorlogen te financieren.
Onder een goudstandaard doe je dat niet ongestraft. Er is bestaat namelijk een wetmatigheid die zegt dat “slecht” geld “goed” geld uit de markt drijft. Dit is de wet van Gresham: “bad money drives out good money”. Het is van belang deze wet te begrijpen, om de beslissing van Nixon te kunnen kaderen, wat de start is van de miserie die we vandaag beleven. De wet van Gresham komt hier op neer dat wanneer een munt ontwaard wordt, en munten van voor en na de ontwaarding door de overheid wettelijk in waarde gelijk gesteld worden, de munten met de intrinsiek hoogste waarde in het buitenland ingewisseld worden voor vreemde valuta, waarmee dan de eigen munt van lagere waarde teruggekocht wordt
Concreet: wordt een dollar gedefinieerd als een gewicht van 35 ounces aan goud, dan zullen bij een inflatie van de munt (bijvoorbeeld 1 dollar = 34 ounces goud) de biljetten van voor die datum naar het buitenland wegvloeien. In het binnenland merk je daar dus niets van, maar bij de import wel: ondernemers zullen altijd eerst betalen met de oude, “goede” munten. Dat was zo in de middeleeuwen, en dat is nog steeds zo. Zo vloeien de bankbiljetten met de grootste onderliggende waarde eerst naar het buitenland. En dus ook de rechten op die onderliggende waarde zelf. En dat is, zoals we weten, goud.
Dat was exact het probleem van de VS in 1971. Door het inflateren van haar munt gedurende de jaren 50 en 60, verdwenen enorm veel oudere en dus meer waardevolle dollars naar het buitenland. Ze stonden bekend als Eurodollars. Net voor het opblazen van Bretton Woods, was van de oorspronkelijke 25 miljard dollar aan goud nog slechts 9 miljard dollar over. En op de koop toe circuleerden in Europa nog eens meer dan 80 (!) miljard euro aan dergelijke onopgeëiste dollars. Het was duidelijk dat de VS nooit meer aan al haar terugbetaalverplichtingen zou kunnen voldoen. In plaats van dus toe te geven dat de voorbije Amerikaanse regeringen hun munt ongebreideld geïnflateerd hadden, nam Nixon de vlucht vooruit, en verklaarde dat de VS vanaf die bewuste zondag dollars niet meer in goud zou terugbetalen.
Dit is de grootste gelegaliseerde diefstal uit de geschiedenis van de mensheid. Wat Nixon in feite deed, was verklaren dat de VS nooit nog haar schulden zou terugbetalen. Voortaan zou er geen verband meer bestaan het papier dat dollar heet en de onderliggende waarde ervan. De autocensurerende werking van de wet van Gresham, namelijk dat munten uitgewisseld worden met het buitenland tot hun koopkrachtpariteit is hersteld, werd buiten spel gezet. Vanaf nu kon de Amerikaanse regering ongebreideld haar munt inflateren, zonder dat hen ooit iemand de rekening zou presenteren.
De monetaire politiek van Obama verschilt dan ook in niets van die van zijn voorgangers. Op de website www.recovery.gov staat te lezen: “This is your money. You have a right to know where it's going and how it's being spent. Learn what steps we're taking to ensure you can track our progress every step of the way.” Daar zou moeten staan: “This is newly printed money. You have the right to condemn this government for monetary fraud. Learn what steps we’re taking to make sure you’ll never find out. And you’ll see we’ve been fooling you all the way.”
Obama brengt dus alvast op economisch vlak géén change, hij monetariseert de schuld van de US op de rug van de Amerikaanse burger, die slechts met wisselgeld achter blijft. En ironisch genoeg is dat de monetaire betekenis van “change”.
Brecht Arnaert
Dit is de samenvatting van een essay over monetaire politiek, binnenkort te downloaden via www.smithsonsplace.eu
Onlangs keurde het Amerikaanse Congres de American Recovery and Reinvestment Act goed, het plan van Obama om de Amerikaanse economie er terug bovenop te helpen. Goedkeuring alom in Europa. In De Morgen wordt hardop gedroomd van een terugkeer van het Keynsianisme en de interesse voor meer centralistische vormen van economische planning groeit. Maar daar is niets progressiefs aan. Integendeel. Vooral de monetaire politiek van Obama zal nog brokken maken. Mark my words.
787 000 000 000 dollar. Dat is het astronomische bedrag dat in de Amerikaanse economie terecht komt met Obama’s plan. Gigantisch als je weet dat die economie in zijn geheel “slechts” 13 800 miljard dollar groot is. De investering die Obama dus maakt bedraagt dus bijna 6 procent van het BNP. Dat is echter niet het enige. Het plan-Paulson, nog uitgevoerd onder de Bush-administration bedroeg ook al 700 miljard dollar. En het is niet uitgesloten dat nog meer bail-outs volgen.
Samen met nog een aantal andere “collateral measures” is het veilig te zeggen dat in een paar maanden tijd de Amerikaanse economie ongeveer een injectie kreeg ter waarde van niet minder dan 15 % van haar eigen BNP. Nog nooit heeft een overheid zoveel uitgegeven. Als er nog discussie zou bestaan over het nut van overheidsinterventie, dan is dit de grootste testcase ooit. Maar dat het zal fout lopen, staat nu al in de sterren geschreven. We laten ons immers verblinden door de uitgavenzijde, zonder te kijken naar de inkomstenzijde. En daar zit het grondig fout mee.
Obama’s plannen lijken wel de natte droom van elke Europese sociaal-democraat. Hij investeert in groene energie, in sociale welvaart, in infrastructuur en wetenschap, in onderwijs. Maar waar komt al dat geld vandaan? Worden de belastingen in Amerika dan verhoogd met diezelfde 15 procent? Helemaal niet, want de opgesomde investeringen vormen slechts het kleinste onderdeel van het stimulus package. Dat bestaat namelijk voor meer dan de helft uit tax relief, lágere belastingen dus. Hogere uitgaven, en lagere inkomsten, hoe kan dat tegelijk gefinancierd worden? Wie “deficit spending” in gedachten had, zit er naast. Want deficit spending zou betekenen dat de overheid belastingsgeld gebruikt om de economie te stimuleren, of tenminste leningen aangaat. Maar dat is niet zo. Geen dollar van al deze plannen is belastingsgeld. Integendeel. Het rolt op dit moment van de persen van de Federal Reserve.
There’s your answer! Wat Obama doet is dus niet meer en niet minder dan vers geld laten bijdrukken. Een stoute waarnemer zou durven beweren dat, Mugabe indachtig (231 miljoen procent inflatie in Zimbabwe, nov. 2008) Obama’s Afrikaanse roots er voor iets tussen zitten, maar dat zou een brug te ver zijn. Obama doet gewoon wat sinds Nixon iedere president van de VS ongebreideld kan doen: de geldhoeveelheid inflateren om een ongezonde economie terug wat heroïne toe te dienen. Dat kan, omdat op zondag 15 augustus 1971 de laatste controle op de waarde van geld, namelijk de Wet van Gresham, buiten spel werd gezet. Maar vooraleer we daarop ingaan, hebben we een brok monetaire geschiedenis nodig om te begrijpen hoe het zover is kunnen komen.
In den beginne was er niets. De mens zwierf over de velden en leefde van de jacht, visvangst en plukte wat hij ook maar kon vinden. Omdat de één soms wat vissen over had, en de ander soms wat bessen, werden die voor elkaar geruild. En ook hout met vlees. Een silexknol voor een goed stuk leer. En ga zo maar door. Met het complexer worden van de arbeidsverdeling in de samenleving, verfijnde zich ook de ruilhandel. Want hoe ruilde je een ploeg? Je kon toch onmogelijk honderden bessen in ontvangst nemen, want die zouden rotten nog voor je ze kon opeten. Of toch, een deel van die bessen ruilde je dan opnieuw voor andere goederen. In feite ontstond zo indirecte ruil: de bessen op zich waren niet meer gegeerd, ze fungeerden eerder als medium van uitwisseling. Die bessen werden geld. Geld is dus niets meer en niets minder dan een medium voor indirecte ruil, al schijnen we dat in onze moderne tijd vergeten te zijn.
Van toen af ging het snel. Men ruilde steeds meer voor een tussenproduct dat iedereen wel kon gebruiken, dat klein genoeg was in eenheid, en waarmee je dus veel verschillende dingen kon kopen. Deze intermediaire ruilmiddelen konden van alles zijn, er was geen standaard. Maar gaandeweg selecteerde de markt uit al die mogelijke ruilmiddelen (bessen, vissen, stro) dat ruilmiddel dat het meest standvastig was van kwaliteit en houdbaar qua duur. Na eeuwenlange concurrentie tussen alle soorten ruilmiddelen, zijn twee goederen, goud en zilver als regulier betaalmiddel opgekomen.
Wat van primordiaal belang is bij het aanschouwen van deze evolutie is dat goud, als meest courante betaalmiddel, een echt economisch goed is. Het is verhandelbaar zoals kaas, deelbaar als bloem, houdbaar als water. Net door die vele goede eigenschappen (verhandelbaar, deelbaar, houdbaar) is het net het meest courante betaalmiddel geworden. Maar dat vergeten wij dikwijls. In onze perceptie van economie is geld gewoon een afspraak, een vertrouwenskwestie. Maar dat is het niet! Dat is het geworden, en daar zit net het probleem.
Waar is het dan misgelopen? De hele verdere monetaire geschiedenis overlopen zou ons te ver leiden, maar één essentiële stap mogen we toch niet overslaan: het ontstaan van banken. Banken ontstonden namelijk onder invloed van handelaars, die betalingen in goud, vooral bij grote transacties, te gevaarlijk en te onhandig vonden. Liever deponeerden ze hun goud bij een bewaarder, die hen daarvoor een IOU uitschreef, een schuldbewijs. Vanaf dan konden betalingen uitgevoerd worden door het overhandigen van dit schuldbewijs aan de handelspartner, die dan het goud kon ophalen in de bank. Het zijn deze schuldbewijzen die de voorlopers zijn van onze hedendaagse bankbiljetten.
Ware het niet dat er één belangrijk verschil is met vroeger. Die eerste bankbiljetten immers vertegenwoordigden wel degelijk echte waarde. Op elk moment kon de betrokken handelaar het schuldbewijs omzetten het materiaal dat het vertegenwoordigde. Doorheen de tijd is dat dus goud geworden, maar dat kon evengoed tabak zijn zoals in Virginia. Daar waren tobacco notes, schuldbewijzen uitgedrukt in een gewicht aan tabak, een geldig betaalmiddel. Maar steeds stond er tegenover een denominatie op papier een gewicht in realiteit. En dáár is het misgelopen: Nixon sneed die band door.
Dat deed hij omdat de monetaire afspraken, die eerder in Bretton Woods gemaakt werden, niet meer houdbaar bleken. Daar had de VS zich geëngageerd om elke dollar terugbetaalbaar te maken in goud, zoals het eigenlijk hoorde. Die belofte kon de VS maken, omdat tegen het einde van WO II, door inflatie in Europa, de VS beschikte over een gewicht in goud dat uitgedrukt kan worden als 25 miljard dollar. Die belofte zou tot op vandaag houdbaar gebleven zijn, ware het niet dat de opeenvolgende Amerikaanse regeringen sinds WO II de dollar steeds meer inflateerden. En dat hoofdzakelijk om allerlei oorlogen te financieren.
Onder een goudstandaard doe je dat niet ongestraft. Er is bestaat namelijk een wetmatigheid die zegt dat “slecht” geld “goed” geld uit de markt drijft. Dit is de wet van Gresham: “bad money drives out good money”. Het is van belang deze wet te begrijpen, om de beslissing van Nixon te kunnen kaderen, wat de start is van de miserie die we vandaag beleven. De wet van Gresham komt hier op neer dat wanneer een munt ontwaard wordt, en munten van voor en na de ontwaarding door de overheid wettelijk in waarde gelijk gesteld worden, de munten met de intrinsiek hoogste waarde in het buitenland ingewisseld worden voor vreemde valuta, waarmee dan de eigen munt van lagere waarde teruggekocht wordt
Concreet: wordt een dollar gedefinieerd als een gewicht van 35 ounces aan goud, dan zullen bij een inflatie van de munt (bijvoorbeeld 1 dollar = 34 ounces goud) de biljetten van voor die datum naar het buitenland wegvloeien. In het binnenland merk je daar dus niets van, maar bij de import wel: ondernemers zullen altijd eerst betalen met de oude, “goede” munten. Dat was zo in de middeleeuwen, en dat is nog steeds zo. Zo vloeien de bankbiljetten met de grootste onderliggende waarde eerst naar het buitenland. En dus ook de rechten op die onderliggende waarde zelf. En dat is, zoals we weten, goud.
Dat was exact het probleem van de VS in 1971. Door het inflateren van haar munt gedurende de jaren 50 en 60, verdwenen enorm veel oudere en dus meer waardevolle dollars naar het buitenland. Ze stonden bekend als Eurodollars. Net voor het opblazen van Bretton Woods, was van de oorspronkelijke 25 miljard dollar aan goud nog slechts 9 miljard dollar over. En op de koop toe circuleerden in Europa nog eens meer dan 80 (!) miljard euro aan dergelijke onopgeëiste dollars. Het was duidelijk dat de VS nooit meer aan al haar terugbetaalverplichtingen zou kunnen voldoen. In plaats van dus toe te geven dat de voorbije Amerikaanse regeringen hun munt ongebreideld geïnflateerd hadden, nam Nixon de vlucht vooruit, en verklaarde dat de VS vanaf die bewuste zondag dollars niet meer in goud zou terugbetalen.
Dit is de grootste gelegaliseerde diefstal uit de geschiedenis van de mensheid. Wat Nixon in feite deed, was verklaren dat de VS nooit nog haar schulden zou terugbetalen. Voortaan zou er geen verband meer bestaan het papier dat dollar heet en de onderliggende waarde ervan. De autocensurerende werking van de wet van Gresham, namelijk dat munten uitgewisseld worden met het buitenland tot hun koopkrachtpariteit is hersteld, werd buiten spel gezet. Vanaf nu kon de Amerikaanse regering ongebreideld haar munt inflateren, zonder dat hen ooit iemand de rekening zou presenteren.
De monetaire politiek van Obama verschilt dan ook in niets van die van zijn voorgangers. Op de website www.recovery.gov staat te lezen: “This is your money. You have a right to know where it's going and how it's being spent. Learn what steps we're taking to ensure you can track our progress every step of the way.” Daar zou moeten staan: “This is newly printed money. You have the right to condemn this government for monetary fraud. Learn what steps we’re taking to make sure you’ll never find out. And you’ll see we’ve been fooling you all the way.”
Obama brengt dus alvast op economisch vlak géén change, hij monetariseert de schuld van de US op de rug van de Amerikaanse burger, die slechts met wisselgeld achter blijft. En ironisch genoeg is dat de monetaire betekenis van “change”.
Brecht Arnaert
Dit is de samenvatting van een essay over monetaire politiek, binnenkort te downloaden via www.smithsonsplace.eu