vrijdag 26 december 2008

Doe stille voort ... Leterme tussen institutie en ideaal

Vlaamse vrienden,

Yves Leterme. De man die in het voorbije anderhalfjaar zowel opgehemeld als verguisd werd. Hoe hij de mentale kracht blijft opbrengen om het zo lang vol te houden, ik weet het niet. Ofwel heb je een olifantenhuid van ettelijke centimeters dik, ofwel heb je een extreme controle over je gezichtsspieren, maar sterf je van binnen. Nooit zie ik hem in de regeringsbanken ook maar een krimp geven, zelfs al beleven we de grootste communautaire crisis ooit.

Persoonlijk was ik al een tijdje geleden afgehaakt. De begroting klopte niet, er was geen enkel communautair lichtpuntje, en deze regering leek ondanks alles te kunnen verder regeren tot 2011. Even had ik zelfs zin om de hele mikmak overboord te gooien. Waar is politieke interesse nog nuttig voor als je in een land leeft waar je nooit een recht eind aan iets kan krijgen?

Ik ging op café en voor het eerst kon ik het foert-gevoel delen met de bouwvakkers die daar na hun werk nog een pint kwamen drinken. Ik kon mij perfect vinden in de redeneringen aan de toog: (vertaald uit het West-Vlaams): "De grote he meneer, die foefelen onder elkaar, en mogen alles. Maar als wij een kwartier te laat op ons werk komen, gaat er een half uur pré af. En nu gij!"

Ik kon niet anders dan ze gelijk geven. Maar dat duurde niet lang. Toen het over Leterme ging kreeg hij verbazend veel krediet. Dezelfde arbeiders die een minuut geleden nog zaten te fulmineren tegen het systeem, waren opvallend zacht voor de ex-premier. Terwijl die in mijn ogen zowat alle kiesbeloftes gebroken heeft die er te breken vallen.

Dat kon ik niet in één beeld vatten. Ik confronteerde hen met deze inconsistentie. En toen kwam iets naar boven dat mijn natie zo typeert: (niet vertaald uit het West-Vlaams): "Ne West-Vloaming meugt noois gin iêste mienister zin." Was me dat even schrikken. Het mislukken van Leterme was dus niet te wijten aan het verbreken van zijn kiesbeloftes, maar aan het feit dat hij eigenlijk het slachtoffer was van sabotage. Onzen Yves probeert wel, maar iedereen is er tegen. Dat was zo'n beetje de teneur.

Op weg naar huis besefte ik dat ik mijn politieke interesse nooit zou kunnen loslaten. Tientallen nieuwe vragen waren immers geboren: "In hoeverre is het mislukken van een politicus zijn eigen verantwoordelijkheid, dan wel die van een systeem? En wat zeggen de uitspraken van die mensen op café eigenlijk over ons als natie. Welke mentaliteit zorgt er toch voor dat wij zoveel meer respect hebben voor verliezers dan voor winnaars? Hoe is het mogelijk dat iemand die zo overduidelijk gekozen heeft voor de macht boven zijn idealen de status krijgt van kalimero? Wat zit er toch in ons dat dat zo normaal vindt? Zou een vergelijkbaar scenario in Nederland denkbaar zijn? Zouden politici die hun woord daar breken ook zoveel krediet krijgen. Zouden zij überhaupt nog een politieke toekomst hebben? Wat is een woord voor een Belgisch politicus eigenlijk waard?"

Ik zette me thuis aan mijn bureau, en het eerste wat in me opkwam, was een frase van Gezelle: "Doe stille voort". Dat is de titel geworden van een stuk dat probeert te onderzoeken of het waar is dat Leterme genekt is door "het systeem", maar ook wat zijn eigen verantwoordelijkheden daarin zijn. Welke keuzes heeft hij zelf gemaakt, en welke werden aan hem opgedrongen.? Welk deel van zijn politiek handelen kunnen we dus inderdaad afschrijven op het systeem, en welk deel niet? Onvermijdelijk schiet de analyse te kort, is mijn visie te eenzijdig, beschik ik niet over genoeg kennis. Maar met je gut-feeling kom je al een heel eind.

Het stuk begint met een communautaire analyse, en analyseert verder het Fortis-débacle. Ik probeer door het overlopen van de meest rampzalige week uit de Belgische geschiedenis (die van maandag 29 september 2008 tot zondag 5 oktober 2008) met de beperkte outside-information die ik heb, voor mij, en voor die arbeiders op café, op een rijtje te zetten wat er gebeurd is.

Nu gewoon nog bedenken hoe je uitgelegd krijgt dat men naar mijn mening een bank gekocht heeft voor 9 miljard euro, en er 9,6 miljard euro cash voor teruggekregen heeft. Zucht. Magritte had nergens anders kunnen leven.

Hier het artikel


Vlaamse groeten,

Brecht.


dinsdag 23 december 2008

Enoch Powell wist het al

Enoch Powell. De naam zegt u waarschijnlijk niets. Maar het is de auteur van het bekende citaat: "All political careers end in failure". Alle politieke carrières vinden hun einde in een mislukking.

Voor Leterme is dat nog niet zeker. Via zijn ontslagbrief laat hij weten dat hij een tijdje aan de kant gaat staan, om zo de kans te krijgen zijn naam te zuiveren. Als zou blijken dat zijn kabinet de rechterlijke macht niet heeft proberen te beïnvloeden - zinnetjes als "zinkende schepen riskeren je mee te zuigen" helpen duidelijk niet bij de bewijsvoering daarvoor - dan komt Leterme terug. Dat is toch de teneur van zijn brief.

Dit laat bij mij wrange gevoelens na. Zelfs als zou blijken dat Leterme er niets mee te maken heeft, is het dan mogelijk om gewoon weer de draad op te nemen? Of is dit débacle maar het topje van een ijsberg? Als de belangrijkste rechter van het land, Ghislain Londers, melding maakt van onbehoorlijke contacten in een eerste brief, en een duidelijke omschrijving daarvan geeft in een meer uitgebreide nota, valt er dan nog iets te ontkennen?

De enige optie om toch nog het eigen gelijk te halen lijkt me dan ook de rechterlijke macht te beschuldigen van politieke spelletjes. Maar dat zijn aantijgingen die zeer gevaarlijk zijn. Als na de legitimiteit van de uitvoerende macht, nu ook nog de legitimiteit van de rechterlijke macht ter discussie wordt gesteld, in wat voor staat leven we dan nog? Hébben we dan überhaupt nog een rechtstaat? Of verzanden we in het statuut van een failed state?

Nu is het best mogelijk dat in het gerecht ook machtsconflicten uitgevochten worden. Dat is trouwens in elke organisatie zo en dat is ook volstrekt natuurlijk. Er dreigt alleen gevaar als die machtsblokken - kent u de discussie tussen het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof? uren leesplezier - zich gaan affiliëren met politieke partijen. Dan wordt de machtsstrijd niet meer binnen de rechterlijke macht uitgevochten, maar via de uitvoerende om. En dát is gevaarlijk. Niet het feit dat er binnen de rechterlijke macht machtsdisputen zijn. Die heb je overal. Partijpolitiek die zich daarin mengt, dat is de reëele bedreiging voor de rechtsstaat.

In feite wil ik hier geen groot punt maken. Maar ik ben bezig aan een uitgebreid artikel over Leterme, getiteld: "Doe stille voort ... Leterme tussen institutie en ideaal". Daarin licht ik mijn visie toe over de communautaire onderhandelingen, over het fortisdossier en over het laatste ontslag van Leterme. Met aandacht voor zijn eigen verantwoordelijkheid daarin, maar ook met aandacht voor de setting waarin hij zijn opdracht moest vervullen: de Belgische.

En zoals we weten is die nooit eenvoudig ...

Beste groeten,

Brecht

woensdag 17 december 2008

De muren van Jericho

-->
Stel u voor. U zit op de trein naar Zwitserland. In een gezellige maar rustige coupé vol mensen leest u een boek als plots de trein een tunnel binnenrijdt. Geen nood, de lichten floepen aan en u kunt verder lezen. Maar dan gebeurt het onvermijdelijke: door een obstakel in de tunnel ontspoort de trein. Onder wordt boven, mensen worden door elkaar geschud en uw boek vliegt door de lucht. U bent het kwijt. Het is even stil van de schok, maar al gauw beginnen enkele gewonden te kermen. Paniek alom als ook nog brand uitbreekt en temeer wanneer men beseft midden in een tunnel gevangen te zitten.
Het klinkt als een script van een thriller, maar dit voorbeeld kan ons heel wat leren over de sociologische processen die zich voordoen in een gemeenschap. Door het ongeval zijn een willekeurige groep mensen namelijk plots noodgedwongen met elkaar verbonden geraakt. Vóór het ongeval hadden zij enkel het reizen in dezelfde coupé met elkaar gemeen, maar nu moeten ze samenleven tot meer hulp komt. Die samenleving, hoe klein ook, moet meteen tal van vragen beantwoorden. Wie zal de brand blussen en hoe? Wat kan gedaan worden voor de gewonden?
Die vragen zijn zo evident dat ze geen coördinatie behoeven. Het vuur wordt door de een bestreden met het ledigen van een fles water, een ander slaat het vuur dood met zijn jas, nog een ander verwijdert verder brandbaar materiaal. De gewonden worden zo goed als mogelijk op een effen oppervlak gelegd, gulpende wonden worden afgesnoerd. Dat zijn eenvoudige ingrepen, die door hun acuut karakter snel aangepakt kunnen worden.
Maar na verloop van uren al, rijzen meer complexe problemen. Hoeveel voedsel is aanwezig? Hoe wordt dit gerantsoeneerd? Welke communicatiemiddelen zijn er? Wie communiceert er met de buitenwereld? Is er genoeg water? Wordt dat voorbehouden voor de sterksten of voor de gewonden? En wat na een etmaal, als mensen hun gevoeg moeten beginnen doen? In welk deel van de coupé wordt dit georganiseerd? In welk deel wordt geslapen? De vraag in de tunnel wordt na verloop van tijd dan ook pertinent: wie zal de leiding nemen?
De naïevelingen onder ons zullen beweren dat men dat allemaal in collectiviteit regelt. Niets van. Vooral wanneer conflicten ontstaan, zal een sterk leiderschap nodig zijn. Wat bijvoorbeeld als blijkt dat iemand een hele fles water voor zichzelf leeggedronken heeft? Hoe zal de groep dat individu sanctioneren? Hoe vermijd je dat een straf te zwaar wordt voor het individu, terwijl je tegelijkertijd recht doet aan het rechtvaardigheidsgevoel van de groep? De tijd samen in de tunnel kan nog een dag zijn, maar ook nog een paar dagen, of een week.
Dit voorbeeld leert ten eerste dat in gelijk welke willekeurige samenleving van mensen na verloop van tijd een behoefte wordt gevoeld aan recht en orde. Ten tweede dat er in een mum van tijd een sociologische stratificatie optreedt, die die orde bewaakt. Wanneer ook een verandering van die orde als noodzakelijk aangevoeld wordt, stelt zich pas in derde instantie het vraagstuk van de democratie: hoe gaan we tot die verandering beslissen, en met welke legitimiteit? Beslist de leider alleen? Of gebeurt dat in groep?
Wat er ook van zij, elites zijn inherent aan samenlevingen. Men kan er tegen zijn, maar dat is men vaak enkel omdat men een andere elite aan het hoofd wil zien staan, niet omdat men het concept elite in wezen betwist. In de sociologie wordt dit zelfs beschreven als de ijzeren wet van Michels: in elke groep treedt na verloop van tijd een oligarchisering op. Dat is niet goed of slecht, het is een feit. Het punt is echter in welke mate die elite die aan het hoofd komt gelegitimeerd is door de gemeenschap. En daar wringt het schoentje in België. Hier worden elites niet gelegitimeerd door de eigen gemeenschap, maar door een regime die die gemeenschap net wil onderdrukken, negeren.
Daartoe worden subtiele middelen gebruikt, die Gramsci zou omschrijven als “cultureel hegemonische operaties”. Eén van de instrumenten daartoe is de Koning Boudewijn Stichting. Deze organisatie is niet zomaar een stichting, maar ook een sociale institutie. Ze beheert talrijke fondsen van erflaters die hun naam willen vereeuwigd zien, bedrijven die hun imago willen oppoetsen of milde weldoeners die aan liefdadigheid willen doen. Zo is er bijvoorbeeld de Prijs Van Wonterghem-De Brabandere. Die “bekroont” jaarlijks een persoon die zich in Groot-Ieper verdienstelijk maakt op het vlak van solidariteit, leefmilieu, welzijnszorg, burgerzin. De prijs bedraagt 12 500 euro financiële steun en word jaarlijks toegekend.
Het begrip culturele hegemonie werd, voor zover mijn kennis strekt, vooral door Gramsci uitgewerkt. In zijn “Quaderni del Carcere” of “Gevangenisgeschriften” (1927-1937) beschreef hij hoe een politieke structuur niet enkel gebaseerd is op economische verhoudingen, zoals Marx steeds poneerde, maar daarnaast ook op culturele verhoudingen. De economische analyse van Marx is onmiskenbaar juist, het communistische antwoord op die analyse is ontoereikend. Het is namelijk niet zo dat met het gelijktrekken van de economische positie van mensen, ook hun politieke positie gelijk zal worden. Dat is ook uit de geschiedenis gebleken.
De opvattingen van het proletariaat in Moskou waren niet noodzakelijk een exacte kopie van die in Italië. Een stoute geest zou kunnen stellen dat elke natie zijn eigen communisme beleefde en dat elk proletariaat zijn eigen “couleur locale” had. Marx had ook niet geschreven “Proletariërs van heel de wereld, verenig u”, maar wel degelijk “Proletariërs aller landen”. De notie “natie” zit er dus al van bij het begin in. Dat het proletariaat internationaal moest samenwerken, impliceerde dus nog niet dat zij zouden moeten samensmelten tot een staatloze massa die enkel nog een klasse-identiteit heeft.
Met betrekking tot de Belgische situatie mogen we de KBS gerust als een Gramciaans hegemonisch instituut beschouwen. Eind 2007 had deze stichting 0,3 miljard euro als balanstotaal, maar dat is in niets te vergelijken met wat boekhouders omschrijven als “goodwill” (of in West-Vlaanderen: zullegeld) bij de bevolking: daar is het krediet van de KBS enorm hoog. KBS wordt voornamelijk gezien als leverancier van hulpmiddelen voor sociale projecten. Men beschouwt deze instelling als een apolitieke institutie die wel doet en niet omziet. Mensen bewust maken van de cultureel hegemonische werking ervan is vrijwel onmogelijk. Wie kan er immers tegen zijn dat verdienstelijke lieden gehuldigd worden?
En toch is liefdadigheid in wezen niet de core business van de KBS, maar wel het recupereren van de natuurlijke elitevorming, die zich in elke gemeenschap voordoet. Die recuperatie is fijnzinnig en haast ongrijpbaar. Die geschiedt namelijk niet wanneer men ze denkt te zien gebeuren. Maar al te vaak richt men vanuit de Vlaamse Beweging zijn pijlen op het verkeerde doel. De laureaat die voor zijn verdiensten een prijs in ontvangst neemt krijgt kritiek, terwijl die van nul en generlei belang is “in the act of recuperation”: het is de setting die het hem doet.
Voor elk fonds namelijk (en er zijn er zo tientallen) wordt een begeleidingscomité samengesteld. Daarin zetelen tal van personen die we nog het best als een subelite kunnen omschrijven. Het zijn nooit de toppers die in dergelijke comités vertegenwoordigd zijn, want die zijn al gesocialiseerd in de Belgische praxis. Het zijn eerder mensen met bepaalde verdiensten, die in een volgende Vlaamse generatie leiderschapstalent zou kunnen opmerken en op een hoger niveau tillen door eigen ervaring. Maar voor ze daartoe de kans krijgen, worden ze zelf gesocialiseerd in de Belgisch elitaire consensus.
Verder zijn er nog “provinciale steunraden”. Jaarlijks organiseren deze raden gala-avonden waarop topverantwoordelijken uit het economisch, sociaal en politiek leven aanwezig zijn. Voor de muzikale omlijsting zorgt talent uit de streek. De opbrengst van zo’n gala-avond komt ten goede aan de KBS, maar dat is bijzaak. Belangrijker is de setting waarin alles gebeurt, het socialiserende aspect van al die evenementen. Dergelijke steunraden vind je trouwens ook enkel in Vlaanderen …
De Vlaamse Beweging heeft daar geen antwoord op. De verklaring daarvoor ligt bij de complexe psycho-sociale structuur van onze natie, die nog steeds met een diepgeworteld minderwaardigheids-complex kampt. Dat complex wordt zorgvuldig in stand gehouden door mechanismen van culpabilisering, gevolgd door orthopedagogische processen. De kunst is om de tegenstander (de Vlaamse gemeenschap, strevend naar soevereiniteit) zich eerst schuldig te laten voelen (over collaboratie, racisme, taalonverdraagzaamheid) en vervolgens de “schuldigen” grootmoedig de hand toe te reiken via een kans op elitaire waardering.
De miskende Vlaming, door dat complex bovengemiddeld gevoelig voor eer, is dan een gemakkelijke prooi. Men krijgt een uitnodiging om te zetelen in een jury van de KBS, is te gast op belangrijke recepties, krijgt in sommige gevallen briefpapier met KBS-insigne. Het arsenaal aan middelen is uitgebreid. De KBS is de leverancier van de adelstand voor de kleine man. Het beloont de évolués en negeert de weerspannigen. Wie van zichzelf kan zeggen dat hij betrokken is bij de KBS geniet een groot aanzien.
De vraag rijst stilaan hoe we hier met de Vlaamse Beweging een antwoord op moeten formuleren. Immers, gesteld dat de spreekwoordelijke Vlaamsgezinde tegelfabrikant na een leven van arbeid zijn legaat zou willen schenken aan de Vlaamse zaak, waar moet ie dan heen? Concrete projecten zijn er genoeg, maar er is geen hegemonisch apparaat dat de concurrentie met de KBS aankan. Wie aan liefdadigheid wil doen in de vorm van een beheerd fonds, móet zich wel wenden tot de KBS. En dat is desastreus voor de socialisering van onze eigen elite.
De grootste valkuil tenslotte bij het oprichten van zo’n instituut is een te opvallende promotie van de Vlaamse identiteit. Omdat we onze eigen identiteit nog altijd minderwaardig achten, willen we er namelijk maar al te graag zoveel mogelijk bevestiging van krijgen. Dit in tegenstelling tot de KBS, die intrinsiek belgicistisch is, maar dit nooit expliciet laat blijken. De kans bij een dergelijk Vlaams initiatief is dus groot dat we er niet toe in staat zijn liefdadigheid centraal te stellen, en het al snel uitdraait op vlaggengezwaai en leeuwengezang. Terwijl net de subtiliteit van een dergelijk hegemonisch apparaat van belang is voor socialisering van onze eigen elite. De bijbel (Jozua 6:1-21) leert het ons al: cirkel rond de muren van Jericho, ga er niet rechtstreeks op af.
Brecht Arnaert - 17/12/2008

woensdag 3 december 2008

Als ik ooit eens vijf minuten tijd heb

Beste lezer,

Ik weet het, ik heb u verwaarloosd. Het is ondertussen van 22 september geleden dat u iets van mij kon lezen. Maar dat komt omdat u in de toekomt iets van mij in boekvorm zou kunnen lezen. De voorbije maanden ben ik namelijk bezig geweest met het schrijven, herschrijven, bewerken, bijschaven, schrappen en opnieuw schrijven van een bijdrage aan het boek "Van Romantiek tot Republiek" dat op 17 januari verschijnt bij Uitgeverij Van Halewyck.

Het boek, dat geredigeerd wordt door cultuurfilosoof Johan Sanctorum zal eventjes later in De Standaard Boekhandel en de Fnac te koop zijn. De prijs is nog niet bekend. Mijn bijdrage heet "2080, het jaar van de leeuw?" en gaat over de wijze waarop we een Vlaamse staat democratisch kunnen legitimeren. Daarbij wordt de legitimering van de onafhankelijkheid van België onder de loep genomen en leg ik het democratiseringsproces van België naast de opkomst van het regionalisme, waaruit ik enkele besluiten ter zake trek.

Geïnteresseerd? Hou deze blog dan in het oog. Misschien licht ik wel nog een tipje van de sluier op.

Beste groeten,

Brecht Arnaert