Op zondag 23 augustus 2009 riep Frans Crols tijdens een toespraak op de Ijzerwake op om Brussel niet langer de onafhankelijkheid van Vlaanderen te laten hypothekeren. Het was de eerste keer dat zo overtuigend de slogan “Vlaanderen laat Brussel niet los” werd gecounterd, en moet ons allen aan het denken zetten over onze argumenten om Vlaanderen onafhankelijk te laten worden mét Brussel erbij. Crols is niet onze tegenstander, hij is onze bondgenoot in het revitaliseren van een debat dat veel te lang niet gevoerd is.
De redenering van Crols is de volgende. In de Vlaamse Beweging is het heersende discours dat we eerst het Brussel-probleem moeten oplossen voor we onafhankelijk kunnen worden. Crols stelt net het omgekeerde: net doordat we zo vasthouden aan Brussel, vertragen we onze koers naar onafhankelijkheid. Net omdat de Franstaligen weten dat we alles zullen doen om Brussel te behouden, dwingen ze ons keer op keer om deals te aanvaarden die we eigenlijk niet willen, en slagen ze erin om de verdere emancipatie van Vlaanderen te beknotten.
Maar wat, aldus Crols, als we nu gewoon dat discours omdraaien? Wat als we nu resoluut kiezen om onze eigen weg te gaan, zonder Brussel? Dan hebben de Franstaligen geen hefboom meer om ons tot toegevingen te dwingen. Dan kunnen we dingen doen die we al lang wilden. Bijvoorbeeld een verlaging van de belastingen die nu torenhoog liggen, en de uitbouw van een eigen sociale zekerheid volgens Vlaamse inzichten.
Meer nog, deze strategie zou ons zelfs een grotere invloed kunnen geven op Brussel dan we nu al hebben. Stel dat de Vlaamse Regering beslist om de vennootschapsbelasting te laten zakken tot een historisch laag peil van bijvoorbeeld 15 %? Hoeveel bedrijven met hoofdzetel in Brussel, zouden dan niet verhuizen naar Vlaanderen? En wat als de burgers van de Republiek(?) Koninkrijk(?) Brussel de kans zouden krijgen om in te tekenen op een nieuwe en performante Vlaamse sociale zekerheid, ja zelfs de Vlaamse nationaliteit zouden kunnen aanvragen en dan als expats in Brussel leven?
In dat scenario zou Vlaanderen zowel op economisch vlak (bedrijfsleven) als op sociaal vlak (sociale zekerheid) een grotere invloed kunnen uitoefenen dan nu het geval is. Het zou zeker Brussel concurrentieel kunnen overtroeven, ervoor zorgen dat Brussel, noch op economisch vlak, noch op sociaal vlak kan concurreren met Vlaanderen. Terwijl de Brusselse Franstaligen via hun collega’s in het federaal parlement (met zijn bekende blokkeringsmechanismen) nu nog onze onnatuurlijk sterkeren zijn, zou in het scenario-Crols Vlaanderen voor het eerst de sterkste zijn in de Vla-Bru-verhouding.
Tot zover het standpunt-Crols. Vlaanderen zou dus op termijn kunnen zorgen voor een feitelijke afhankelijkheid van Brussel, wat zich vroeg of laat moet omzetten in een politieke afhankelijkheid, waarvan de meest uitgesproken vorm is dat het uiteindelijk toetreedt tot de Republiek Vlaanderen. En wel door de kleine poort, op onze voorwaarden. Het lijkt een droomscenario.
Maar Crols vergeet iets. Territorialiteit. De dag dat Vlaanderen uit de Belgische constructie vertrekt en Brussel achterlaat wordt een nieuwe internationaalrechtelijke situatie gecreëerd, waarbij Brussel tenminste een fractie van een seconde een onafhankelijke staat wordt, met alle rechten van dien. Een Republiek Brussel behoort tot de mogelijkheden, maar evengoed een Koninkrijk Brussel, of een constructie Brussel-Wallonië, als die laatste republiek het grondgebied Brussel zou willen aanvaarden als het zich aandient. Wat de staatsvorm ook mag zijn, het is duidelijk dat Brussel enkel en alleen tot Vlaanderen (of Wallonië) zal toetreden als de Brusselaars dat zelf willen.
“Wat is het verschil dan met nu?”, kan men zich afvragen. Ook nu hoor je te pas en te onpas dat de Brusselaars zelf moeten beslissen of ze bij Vlaanderen willen komen in het geval van een eenzijdige Vlaamse onafhankelijkheids-verklaring. Niets is minder waar. Noch Vlaanderen, noch Brussel, noch Wallonië hebben tot op heden volledige constitutieve autonomie, dat wil zeggen, autonomie van onderen uit, autonomie die bekomen wordt als de optelsom van wat haar eigen burgers aan macht aan de deelstaat delegeren. De huidige constitutieve autonomie van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest is slechts fragmentair, voor zover de indruk nodig is dat het autonoom beslissende delen zijn, maar het is slechts institutionele cosmetica. Volle constitutieve autonomie is niet het vertrekpunt voor de samenstelling van de federatie België.
Dat komt omdat België geen federale staat is, maar een unitaire staat met culturele én economische deconcentratie in aparte bestuursfiguren. Het onderscheid is belangrijk. Er bestaan veel definities over de term “federalisme”, maar zelden zijn die normatief: men stelt empirisch vast dat er een soort federerende beweging plaatsgevonden heeft, maar wat erachter zat, of welke richting die uitging, is blijkbaar niet van tel. In één adem noemt men de staatkundige beweging van staten die zich bij verdrag federeren in een groter verband en staten die uiteengegroeid zijn in deel-entiteiten die vooralsnog samen blijven, beide “federale” staten.
Ik ga daarmee niet akkoord. “Zich federeren” is afkomstig van het Latijnse werkwoord “foederare” wat zoveel betekent als “zich verenigen bij verbond”. Een federatie vorm je dus vanuit de basis naar een groter geheel toe, niet omgekeerd. Natuurlijk moet wetenschap zo objectief mogelijk zijn, maar het valt toch wel op dat men, omwille van enkele uitzonderingen waaronder België, de definitie van federalisme zo breed wil opentrekken dat een unitaire staat met wat deconcentratie in aparte bestuursfiguren ook meteen onder de definitie van federalisme valt.
Mijn stelling is dus dat België geen federatie is. Hoe sterk ons idee van zelfstandigheid binnen het Belgisch verband ook moge zijn, wij hebben die zelfstandigheid niet ontleend aan een bottom-up beweging die een stuk van haar soevereiniteit afstaat aan een federaal niveau. Wij ontlenen die zelfstandigheid aan een nog steeds unitair bestuursniveau dat de regionalistische tendenzen heeft willen accommoderen, maar nooit erkennen in zijn echte aard: die van aparte naties. We zijn dus geen Vlaamse proto-burgers, integendeel, we zijn lid van de Vlaamse Gemeenschap … van België.
Dat merk je aan tal van zaken. Zo zijn wetten, decreten en ordonnanties allemaal regelgeving die op gelijke hoogte met elkaar staat (mits enkele futuliteiten aangaande de ordonnanties). Bijgevolg vertrekt theoretisch elke regelgeving van het centrale niveau, dat een aantal functies van haar bestuur gedeconcentreerd heeft in eigen overlegorganen. En ook het befaamde verdragsrecht voor de gefedereerde entiteiten is in de praktijk ook Belgisch: in Europese ministerraden nemen Vlaamse ministers dan wel deel aan Raden die over Vlaamse bevoegdheden handelen, maar daarbij vertegenwoordigen zij niet Vlaanderen als legale, statelijke entiteit, maar de gehele Belgische overheid, hoe contradictorisch dat ook moge klinken.
Kijk het even na. Nemen we een duidelijk nationaal grondgebied en een duidelijke nationale identiteit als de twee belangrijkste kenmerken van een natie (een gezamenlijke geschiedenis laten we nu even achterwege, de problemen rond taal verzinken we in het begrip identiteit) dan vallen er binnen de Belgische constructie toch enkele interessante observaties te maken.
De Vlaamse Gemeenschap wordt gedefinieerd als die mensen boven de taalgrens die Nederlands spreken plus de mensen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die zich wenden tot instellingen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Zelfs al is dit moeilijk te traceren (je kunt dus echt geen koppen tellen in Brussel, de aanwezigheid van Vlamingen moet blijken uit onrechtstreekse tellingen van mensen die zich wenden tot Nederlandse voorzieningen), met wat goeie wil kun je je Vlaamse bevolkingsgroep definiëren. Maar het grondgebied van Vlaanderen is niet eengemaakt. Brussel ligt er midden in, maar heeft zich doorheen de federalisering als een apart grondgebied weten te handhaven. Daardoor is Vlaanderen tot op heden als natie ontmand, waardoor het niet uit België kan vertrekken.
In Wallonië heb je het omgekeerde fenomeen: daar is het grondgebied heel duidelijk, maar de identiteit dan weer niet. Walen worden samen in één structuur met Brusselse Franstaligen bestuurd, wat hen dikwijls verhindert een eigen politiek te voeren, los van Brussel. Merk bijvoorbeeld op dat het onderwijs in Wallonië zich niet Waals kan noemen, terwijl dat in Vlaanderen mutatis mutandis wel kan. Er is één onderwijsbeleid voor de Franstaligen in Brussel en de Walen, terwijl de problemen in beide Gewesten heel anders zijn.
Terwijl het Franstalig onderwijs in Brussel zwaar getroffen wordt door kwaliteitsverlies ten gevolge van een enorme migranteninstroom, is het Waalse onderwijspubliek helemaal anders van samenstelling. En toch kent Wallonië heel wat inmenging vanuit Brussel, hoewel de Brusselaars doorgaans weinig of geen uitstaans hebben met de problematieken van la Wallonie profonde. Ze hebben er ook geen kiezers en dus geen belangen. Hun politieke voedingsbodem is compleet anders.
Je hebt dus in globo Nederlandssprekende Belgen die in Vlaanderen wonen, Franssprekende Belgen die in Brussel wonen, Franssprekende Belgen die in Wallonië wonen, Nederlandssprekende Belgen die in Brussel wonen en ten slotte Duitssprekende Belgen die in Wallonië wonen. Maar allen zijn het Belgen. De voornaam kan veranderen, het genus is Belg.
Was België een federatie, dan zou er een moment moeten geweest zijn, al was het maar een theoretische fractie van een seconde, een moment waarop Vlaanderen, Wallonië (en misschien ook Brussel) onafhankelijk konden beslissen om zich tot een supranationaal niveau België te bekennen, zoals in Duitsland gebeurd is. It didn’t happen. “The act of federalism”, het werkwoord, het zich bij elkaar voegen heeft dus niet plaats gevonden. Dat is belangrijk voor de Brusselse positie.
Wie beweert dat Brusselaars de constitutieve autonomie hebben om zelf te beslissen als Brusselaars “as such” of zij bij Vlaanderen wil komen, dwaalt. Die Brusselaars hebben evenmin als de Vlamingen het recht om zich een subnationaliteit te noemen van de Belgische. De Belgische identiteit is tot nader order nog altijd één en ondeelbaar, wat de Vlaamse Beweging ook moge denken. Er zijn taalgroepen, er zijn taalgebieden, maar er is géén enkele “gefedereerde entiteit” die zich een subnationaliteit, dit is: een natie die zich gefedereerd heeft, kan noemen.
Hetzelfde geldt dus voor Brussel, zelfs al is het een Gewest. Het heeft evenmin constitutieve autonomie. Meer nog, de bestuursfiguur Gewest is zelfs ongeschikt om constitutieve autonomie op te eisen. Gewesten mogen dan wel de emanatie van de territoriale bevoegdheden zijn, de vraag blijft “wie” dan die constitutieve autonomie opeist? Zijn dat “de Brusselaars”? Zo ja, wat is dat, een Brusselaar? Pas als er zoiets bestaat als een Brusselse natie, kan er een legitieme vraag zijn naar een eigen grondgebied. Willen de Brusselaars autonomie, dan moeten ze eerst bewijzen dat “Brusselaar” zijn iets aparts is.
En nu komt het: zolang Vlaanderen niet uit de Belgische constructie vertrekt, valt dit Brusselaar zijn onmogelijk te definiëren. Het Brussels grondgebied mag dan wel ééngemaakt zijn, maar geen mens die weet wie dat dan zou moeten opeisen. De Franstalige Brusselaars, die net beweren dat Brussel de laatste plaats is waar België nog echt België kan zijn? De Vlaamsgezinde Brusselaars die eigenlijk Brussel bij Vlaanderen zouden willen zien komen, maar in de minderheid zijn? De groeiende groep van nieuwkomers die, bij gebrek aan een duidelijke Belgische identiteit, gewoon hun eigen identiteit blijven behouden en zich terugtrekken in etnische stadswijken?
Wie o wie kan in naam van alle Brusselaars constitutieve autonomie opeisen voor het grondgebied Brussel? Wat is met andere woorden het bindmiddel van die Brusselse Gemeenschap? Taal? Goed geprobeerd. Cultuur? Dacht het niet. Armoede? Perhaps, perhaps, perhaps.
Als politiek establishment moet je compleet gek zijn om de huidige politiek-filosofische posities te verlaten, als je niet zeker bent waar dat politiek avontuur eindigt. Zelfs al levert de huidige communautaire wurggreep enkel spierpijn op, alles is beter dan een compleet verlies van de huidige positie. Behalve … als er een externe factor is die ervoor zorgt dat je die positie veilig kan verlaten en je zeker bent van de bevrijding. De spreekwoordelijke institutionele cavalerie als het ware.
En het is hier dat het idee-Crols faalt. Het wegtrekken van Vlaanderen uit de Belgische constructie creëert de Brusselse identiteit DE FACTO, tegen de realiteit in. Er is, buiten het collectief verlaten worden door Vlaanderen, niets wat als substraat kan dienen voor de Brusselse identiteit. Daarom zijn de inspanningen van het Brusselse belgicistische middenveld (Aula Magna, BruXelforum) ook zo groot: men pleit voor de uitbouw van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscomissie – die in sommige constitutionele besprekingen zelfs de “Vierde Gemeenschap van België” noemt (cf Vande Lanotte) als het forum dat de Brusselse constitutieve autonomie zou kunnen claimen.
Maar die inspanningen, hoe zwaar gefinancierd die ook mogen zijn, hoe zeer die ook gesteund mogen worden door het Brussels middenveld, zijn niet het product van een Brusselse volksbeweging. Het zijn verdienstelijke intellectuele debatten, die inderdaad heel wat Brusselse problemen blootleggen (moet je echt eens lezen), maar het is een intellectuele beweging van de toplaag van een deel van de Brusselse academische, economische en culturele scène.
Vraag aan de Brusselse sympathisanten van ABVV bijvoorbeeld maar eens of ze geconsulteerd geweest zijn, of er acties of betogingen aan verbonden zijn. Ze zullen je zeggen van niet. Het is geen beweging die aan de basis gedragen wordt. Hoe zou dat kunnen? Hoeveel talen zou je om te beginnen moeten gebruiken om de grote verscheidenheid aan mensen die in Brussel wonen, te bereiken? Hoe wervend zou je “postnationaal” project zijn bij migrantengroepen die wel nog waarde hechten aan identiteit? Hoe veel mensen zou je kunnen mobiliseren voor een staatsproject waarin elk individu zich kan ontplooien, wetende dat grote stukken van de migrantenpopulatie komen uit regelrechte wij-culturen, waar in sommige gevallen het concept individu nog geen vorm gekregen heeft? Nee, de Brusselse Beweging is een intellectuele bloem die niet kan groeien in de voedingsbodem waar ze bedacht is.
Maar observeer wat er gebeurt als de optie-Crols voltrokken wordt. Trekt Vlaanderen uit België zonder Brussel, dan is de Brusselse Gemeenschap meteen gedefinieerd. Niet door een moeizaam identitair proces, maar met een pennetrek. Eens een territorium gegeven is, is het slechts een kwestie van tijd tot in relatie met dit territorium een identiteit zich ontwikkelt. Trekt Vlaanderen zijn handen van Brussel af, dan volstaat het voor de dominante groep Brusselaars (naar alle waarschijnlijkheid de Franstaligen) om binnen de nieuwe context de situatie DE JURE naar hun hand te zetten. Dan wordt het bindmiddel “het in de steek gelaten worden”. Koppel daar wat goedgemikte propaganda aan vast, en je hebt meteen een stichtingsmythe.
Crols doet dus in feite het werk van Aula Magna en consorten. Kan het bestaan van een Brusselse natie die aanspraak kan maken op het Brussels grondgebied nu nog met gemak ontkend worden, op grond van het feit dat er geen bindmiddel voor is, dan is dat met het voltrekken van het plan-Crols niet meer mogelijk: wij hebben dat feit gecreëerd.
Er zijn natuurlijk voordelen verbonden aan deze oplossing. Terwijl men vroeger nog kon volhouden dat Vlamingen en Walen slechts variaties zijn op de Belgische identiteit, die in zijn organieke vorm nog in Brussel terug te vinden was, zal dat bij de installatie van een eigen Brusselse identiteit niet langer kunnen. Alle lasagna-theoriëen over identiteit ten spijt: territoria kunnen zonder naties (jungles, woestijnen, onbewoonde eilanden), maar een natie kan nooit zonder een territorium.
Met deze oplossing komt er een duidelijk einde aan de identitaire verwarring zoals hierboven geschetst. Dan vallen beide de Vlaamse en de Waalse identiteit samen met het eigen grondgebied, en is er – letterlijk – geen ruimte meer voor de Belgische identiteit.
Maar de nadelen zijn legio. Zelfs al is de Brusselse natie in zijn beginjaren heel zwak, ze is volledig vrij om aan te vangen wat ze wil met haar (ongewilde?) autonomie. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de Brusselse Republiek een federatie aangaat met de Waalse Republiek. En wat als Wallonië er vanuit die zelfde constitutionele autonomie erin slaagt aan te sluiten bij Frankrijk? Of Brussel meteen maar bij Frankrijk? Dan heb je een stukje “hexagone” midden in Vlaanderen.
Dat idee is trouwens niet zo heel absurd. De fameuze note pédagogique van de PS die midden juni 2008 bekend geraakte, is niet zomaar een gedachte-experimentje, maar een serieuze poging om een antwoord te formuleren op een studie die al meer dan twee jaar eerder uitgevoerd werd door de FUSL. Op een studiedag aldaar (18 maart 2005), werd het werk gepresenteerd van een aantal eminente constitutionalisten, die het statuut van Brussel onderzochten in het geval van “confederalisme”.
Dit natuurlijk als omfloerste omschrijving van wat zou gebeuren als Vlaanderen de benen neemt. Confederalisme is immers een schaamlapje voor wie separatisme niet over zijn lippen krijgt. En wat bleek uit die studie? Dat in het internationaal recht zeer weinig regels bestaan omtrent de afscheiding van staten. Er is er wel ééntje dat van gigantisch belang is, en die in vloeiend Latijn luidt: “Uti possidetis iuris, ita possideatis”, of in het schoon Vlaams: “Zoals u in rechte bezat, zal u in rechte bezitten”.
Dit beginsel was vooral populair bij de dekolonisering van Zuid-Amerika, waar het grondgebied van alle huidige landen eigendom was van Spanje (behalve Brazilië). Het gevaar bestond daar dat de pas onafhankelijk geworden landen hun nieuwe grenzen gingen betwisten. Immers, de bestaande grenzen waren slechts binnengrenzen van het enorme koloniale rijk, die in vele gevallen de etnische grenzen niet hadden gerespecteerd. Het “Uti possidetis”-principe verhinderde al te veel twisten: Argentinië, Chili, Paraguay, Bolivië en alle andere nieuwbakken landen erkenden de administratieve binnengrenzen van het vroegere Spaanse koloniaal gebied als elkaars buitengrenzen.
Toegepast op België is het dus van enorm belang hoe deze staat uiteenvalt. Gebeurt dat in de huidige constellatie, dan kunnen Wallonië, noch Brussel aanspraak maken op elkaars grondgebied. Brussel kan geen aanspraak maken op Wallonië of omgekeerd, omdat geen van hen de constitutieve autonomie heeft van waaruit ze zelfstandig tot een aansluiting bij Wallonië zouden kunnen beslissen. Wallonië van zijn kant, kan nog moeilijker aanspraak maken op Brussel, omdat het grondgebied van Brussel nu eenmaal buiten het eigen grondgebied ligt. En dat is nu eenmaal not done.
Deze twee zaken zijn de grootste obstakels voor de droom van een Wallo-Brux-constructie, die onder meer in 2007 door Antoinette Spaak en Serge Moureaux werd uitgesproken, maar ook in Le Soir van 17 april 2008 herhaald werd door Rudy Demotte en Charles Picqué.
Als we het politiek handelen van de Franstaligen herdenken vanuit deze wens – namelijk zo goed mogelijk uit de Belgische constructie te vertrekken – dan wordt heel wat van hun politiek gedrag begrijpelijk. Dan blijkt ten eerste een corridor geen lachertje te zijn, maar een noodzakelijkheid om in een post- België-scenario Wallonië en Brussel te kunnen verenigen. En dan blijkt ten tweede het onbegrijpelijke verzet tegen de splitsing van BHV, glashelder te zijn: indien Vlaanderen erin zou slagen om haar taalgrenzen duidelijk te affirmeren, dan vormen die ook de staatsgrenzen van de toekomst. Dat moet ten allen prijze vermeden worden.
En het straffe van de zaak is dat men dit niet eens verbergt voor de Vlamingen. In een andere “note pédagogique” van de PS (8.05.2008) wordt gesteld dat het niet-oplossen van BHV cruciaal is voor het voortbestaan van België. Laurette Onckelinckx stelt het in De Standaard van 31 mei 2008 zelfs nog duidelijker: “Brussel-Halle-Vilvoorde gaat over: hebben Wallonië en Brussel al dan niet een aparte toekomst? BHV gaat natuurlijk ook over de verdediging van de Franstaligen die in de Rand leven, maar dat is niet de kern van de discussie”
Er zijn nog signalen in die richting, maar die vallen moeilijker te bewijzen. In mijn essay “Brussels, part of the solution?” (23.01.2008) verdedig ik de stelling dat de Franstalige Brusselaars hun oorspronkelijk plan, de aanhechting van België bij Frankrijk zagen mislukken, en daarom op een plan-B overgeschakeld zijn: de organisatie van een zo groot mogelijke afhankelijkheid van Frankrijk, in afwachting van een politiek feit dat de oude droom weer nieuw leven kan inblazen.
De aanwijzingen dat de Brusselse Franstaligen zich in feite als “second hand French” beschouwen en maar wat graag een of andere samenwerking met Frankrijk op poten zouden zetten “en attendant” zijn legio. Vooreerst is het zo dat onze gehele economie al sinds de jaren tachtig (of de opstart van het federalisme -1980/1988) uitverkocht wordt aan Frankrijk. De opdoeking van Royale Belge in de Franse AXA-groep in 1985, de uitverkoop van de Société Générale richting het Franse Suez in 1988, de economisch onbegrijpbare sluiting van het winstgevende Renault Vilvoorde in 1997, de overname van de GIB-groep door Carrefour in 2000, de verovering van Electrabel en de recente aankoop van Fortis, het lijstje wordt ellenlang.
Verder zijn er ook politieke initiatieven in die richting. In maart 2008 liep hier nog een Bretoense burgemeester verloren, de heer Guégan, die samen met de Serviër Dobrica Milovanovic op 'fact finding mission' gestuurd was door het Congres van de lokale besturen van de Raad van Europa. Gedurende twee dagen “onderzochten” ze de niet-benoeming van de burgemeesters van Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem. In 23 maart van datzelfde jaar kwam er dan een “veroordeling” door de VN ivm de Vlaamse Wooncode. Het was een initiatief van slechts een klein comiteetje (Committee on the Elimination of Racial Discrimination (CERD) van de VN, maar werd dit internationaal voorgesteld als een rapport van de VN tegen Vlaanderen. En op 18 mei 2008 schrijft Steven Erlanger, redacteur van de Engelstalige krant The International Herald Tribune dat het beleid in de Vlaamse rand een vorm van “non-violent fascicm” is. Erlanger is Franstalig. De krant wordt uitgegeven in Parijs.
De geconcerteerde één-tweetjes met allerlei internationale instellingen, de tendentieuze berichtgeving over Vlaanderen in de internationale pers, de delegaties van neutrale gezanten, het kan niet op. Er is geen land ter wereld dat zoveel aandacht krijgt van Frankrijk als België. De samenwerkingsovereenkomst l'Eurométropole Lille-Tournai-Courtrai lijkt mij het nieuwste politieke wapen te zijn in deze veroveringsstrijd. Geen subtielere politiek dan cultuurpolitiek. Een naïef glimlachende Stefaan De Clerck, het is hoogst onrustwekkend. Noem mij een paranoïcus, ik vertrouw het voor geen haar.
De Franstaligen in België kiezen dus eieren voor hun geld. Men weet dat het schip al aan het zinken is, en koortsachtig is men op zoek naar de beste exit-optie. Het is mijn stelling dat Franstalig België meer bezig is met het voorbereiden van het einde van België dan wij. En dat terwijl wij in Vlaanderen nog steeds geloven dat België ook deze crisis wel zal overleven.
Welke conclusies moeten wij nu trekken voor onze houding tegenover Brussel in het algemeen en het plan-Crols in het bijzonder? Lijkt het verstandig om een intellectuele beweging van mensen die zich Brusselaars noemen (als aanduiding van een nationale identiteit, niet van stadsbewoners, zelfs al beweren ze “postnationalen” te zijn, whatever that may be) hét argument bij uitstek in handen te geven om constitutieve autonomie en de facto onafhankelijkheid op te eisen voor Brussel?
Men is intellectueel vrij ver gevorderd in hun legitimering van de Brusselse onafhankelijkheid, het enige wat men nu nog nodig heeft, is een bindmiddel voor alle Brusselaars waarmee men de boer kan optrekken om aan te tonen dat de gemaakte plannen realistisch zijn. Het zou heel onverstandig zijn om dat bindmiddel, namelijk het collectief verlaten worden door Vlaanderen, op een dienblaadje aan te reiken. Dus, tot nader order: “Vlaanderen laat Brussel niet los.”
Brecht Arnaert, 26 september 2009, GC De Markten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten